Foto's

 (Klik op een foto om te vergroten)
Hunebed D13
Bierbrouwerij
Hunebed D12
Gieterstraat 3
Beuk op oude houtwal
Elp, Zwiggelterweg
Boomgeld
Gedoopt in de Smidsweijer
Ooievaarsbrink
Het einde van de schapenhouderij
Photos provided by Panoramio. Photos are under the copyright of their owners.

Introductie

Auteur: Gerben de Vries 

Rolderdingspel is een oud gebied in centraal Drenthe. Het dingspel (ook wel dingspil) omvatte voorheen de kerspelen Assen, Rolde, Grollo en Schoonlo. De oostkant van het deelgebied ligt op een uitloper van de Hondsrug, de Rolderrug. Ten westen daarvan ligt een lager gebied, oorspronkelijk doorsneden door beken. Dat is de locatie van het huidige Assen.

Rolderdingspel bevat nu twee duidelijk gescheiden landschappelijke elementen. In het westen domineert de Drentse hoofdstad Assen, met diverse recente nieuwbouwwijken en bedrijventerreinen. In het oosten is het deelgebied een karakteristiek esdorpenlandschap

De A28 is de westelijke grens van het deelgebied. De N33 naar Gieten-Veendam doorsnijdt het gebied in oost-westelijke richting. Van noord naar zuid loopt de spoorweg Groningen-Assen-Zwolle. Parallel aan A28 en de spoorlijn loopt het Noord-Willemskanaal. De oostelijke grens is de Drentsche Aa met lokale benamingen als Andersche Diep, Rolderdiep en Gasterensche Diep. Een andere bronbeek van de Drentsche Aa loopt centraal in het gebied. Het heeft plaatselijk de namen Grolloerdiep, Amerdiep, Deurzerdiep en Looner Diep.
Het deelgebied kent één stad (Assen), één groter dorp (Rolde) en een aantal dorpen en gehuchten.

Rolderdingspel wordt in het noorden begrensd door het deelgebied Noordenveld en in het oosten door deelgebied Oostermoer. In het zuiden en zuidoosten liggen de deelgebieden Beilerdingspil en Zuidenveld, in het westen deelgebied de Smildervenen.

Kenmerken en Bijzonderheden

  • Stedelijk landschap (Assen)
  • Esdorpenlandschap met beekdalen
  • Brinken (Assen, Balloo, Ekehaar, Eleveld, Grolloo, Loon, Rolde, Schoonlo)
  • Hallenhuis- of Saksische boerderijen
  • Diepjes: Andersche Diep, Rolderdiep en Gasterensche Diep, alsmede Grolloër
  • diep,  Amerdiep, Deurzerdiep en Looner Diep. Samen twee takken van de Drentsche Aa.
  • Snelweg A28
  • Spoorweg Groningen-Meppel
  • Kanalen: Noord-Willemskanaal, Havenkanaal
  • Natuurgebieden: Kampsheide, Balloërveld, Grolloër veld
  • Schaapskooi (Balloo)
  • Militair oefenterreinen (Dijkveld, Witterveld en Balloërveld)
  • TT-circuit (De Haar en Witten)
  • Psychiatrische centra (Assen, Rolde)
  • Hof van Saksen (Nooitgedacht)

Landschapsopbouw

Rolderdingspil ligt centraal op het Drents Plateau. Het is een door beekdalen versneden keileemlandschap met een dunne bedekking van zand in het oosten. Op de Rolderrug liggen onder meer Rolde, Grolloo en Schoonloo. In het westen vlakt het gebied af. De hoogteverschillen gaan van de Rolderrug, ruim 14 m, naar de beekdalen van 5 a 6 m + NAP.  Het beekdallanschap van Rolde behoort tot het Nationaal Beekdal en Esdorpenlandschap Drentsche Aa. In het zuiden liggen de forse bossen van de boswachterijen Hooghalen, Grolloo en Schoonloo. Het overige gebied is agrarisch gebied met gemengde bedrijven en betrekkelijk veel veelteelt.
In het westen loopt het Amelterbosch over in de bebouwing van de oostelijke wijken van Assen, ten oosten van de spoorlijn. De meest recente nieuwbouwwijken van Assen liggen in het noorden: Pittelo, Peelo en Marsdijk  Ten noorden daarvan is een nieuw bedrijventerrein geopend, Messchenveld. De bebouwing van Assen wordt omsloten door de A28 en de N33.

Indeling

Rolderdingspil bestaat uit de gemeenten Assen en een deel van Aa en Hunze. De gemeente Aa en Hunze werd in 1998 gevormd uit de gemeenten Anloo, Gieten, Gasselte en Rolde.

Het gebied maakt sinds 2000 deel uit van waterschap Hunze en Aa’s. Dit is de rechtsopvolger van onder meer de waterschappen Drentse Aa (1960-1995) en Hunze en Aa (1995-2000).
 
Het Provinciaal Omgevingsplan van de provincie Drenthe (2004) rekent Rolderdingspil tot deelgebied  Noordwest (Assen) en Noordoost (Rolde).

Woonkernen

Gemeente Assen: Behalve de stad Assen de dorpen en gehuchten Anreep, De Haar, Graswijk, Kloosterveen, Loon, Schieven en Witten. De buurtschappen Aardscheveld, Amelte, Baggelhuizen, 't Broek, Peelo, Steendijk en Vredeveld zijn thans stadswijken
Gemeente Rolde: De dorpen en gehuchten Amen, Ballo, Deurze, Ekehaar, Elders-loo, Eleveld, Geelbroek, Grolloo, Marwijksoord, Nijlande, Nooitgedacht, Papenvoort, Rolde, Schoonloo en Vredenheim.

Landschapsgeschiedenis

Geologie

Heel Drenthe is gevormd door de ijstijden. Een van de laatste ijstijden was het Saalien. In deze fase, ongeveer 150.000 jaar geleden, stroomde een smalle baan ijs over Oost-Drenthe naar het zuidoosten. Dit Scandinavische landijs liet een laag keileem achter, waarin ook zwerfstenen uit Zuid-Zweden zaten. Er werd een aantal zand- en keileemruggen gevormd, die samen het Hondsrugsysteem wordt genoemd. De Rolderrug is daar een uitloper van. De hoogte daalt van 19 m + NAP bij Schoonloo tot minder dan 10 m bij Assen (Asser Bosch).

Rolderdingspil is een oeroud landschap. De bodem werd gevormd tijdens de diverse ijstijden van het Pleistoceen, 2,3 miljoen jaar tot 12.000 jaar geleden. Vooral de voorlaatste tijd, het Saalien, was een belangrijke periode. Heel Drenthe was overdekt met landijs, terwijl onder het ijs en aan de randen de bodem werd uitgeschuurd door grond- en zijmorenen. Hierdoor werd veel zand, leem en keien meegevoerd uit andere landstreken. In Midden Drenthe bleef een grondmorene van keileem achter en zo werd het Drents Plateau gevormd. Tegen het einde van deze ijstijd zocht het smeltende ijs zich een weg naar het noorden en door de erosie van het stromend water ontstonden beekdalen. Deze werden in de laatste ijstijd, het Weichselien, opgevuld met dekzand. Het smelwater sneed de Rolderrug, die tot aan Vries doorloopt, ten noorden van Balloo door.
Na de ijstijden kwam er na 12.000 v.Chr. met het Holoceen een warmere periode. Vanaf het hoogste punt van het Drents Plateau, bij Schoonlo, ontwikkelden de beekdalen zich in diverse richtingen. De Drentsche Aa stroomde kronkelend noordwaarts naar wat later Groningen zou worden.

Vroegste bewoning

De eerste bewoners van dit deelgebied waren nomadische rendierjagers. Jagers en verzamelaars kwamen sinds 120.000 jaar geleden in Drenthe voor. Uit de prehistorie – onderverdeeld in Steentijd, Bronstijd en IJzertijd – zijn tal van archeologische sporen in de provincie gevonden.

Vanaf ongeveer 10.000 v.Chr. maakten jagers en verzamelaars plaats voor landbouwers. Die hadden behoefte aan permanente bewoning. Zo ontstonden de eerste nederzettingen, die aanvankelijk uit slechts enkele boerderijen bestond. Van de grote zwerfkeien die na de ijstijden op het Drents Plateau waren achtergelaten, maakten de Drenten vooral op de Hondsrug en de uitlopers daarvan hunebedden. Hunebedden werden tussen 3500 en 3000 v.Chr. als grafkamers gebouwd door het volk van de Trechterbekercultuur. In Rolderdingspil zijn hunebedden bewaard in Ballo, Loon en Rolde, in totaal vijf.

Typerend voor de IJzertijd (800 v.Chr.-12 v.Chr.) waren de zogenoemde celtic fields, kleine akkers omgeven door een walletje, waar in wisselbouw diverse landbouwgewassen werden verbouwd. Deze zijn op een aantal plaatsen op de Hondsrug nog te herkennen, zoals het Noordse Veld ten noorden van Zeijen en het Balloërveld. De nederzettingen van deze akkerbouwers kwamen steeds dichter te liggen bij wat later de historische dorpen zouden worden. De gecremeerde doden werden eerst bijgezet in een urn, omringd door een kringgreppel, later (vanaf de 6e of 5e eeuw v.Chr.) werd de as in een vierkante greppel gedeponeerd. Over de crematieresten werd soms een lage plaggenheuvel opgeworpen, een brandheuvel. Deze liggen vaak in groepjes bijeen, zoals bij 38 grafheuvels van het Tumulibos bij Ballo-Rolde nog te zien is. De grafheuvels dateren uit de Nieuwe Steentijd, Bronstijd en IJzertijd.
Hunnebed nabij Rolde (www.toonbeeldbank.nl)
www.toonbeeldbank.nl/ Frans de Vries

Middeleeuwen: de kerstening van Drenthe

Het volk of de stammen die ten tijde van de brandheuvels en later op de Hondsrug woonden, waren Germaans en aanbaden Germaanse goden. In de 8ste eeuw kwamen voor de eerste maal christelijke, rooms-katholieke missionarissen naar het noorden van het land. Vanuit Groningerland bereikten zij ook Drenthe. Rond 780 trok de Engelse zendeling Willehad vanuit het Groningse Humsterland verder naar Drenthe. Hier werd nog voor 800 de eerste houten kerk gebouwd in Vries. De kerk van Rolde is waarschijnlijk vlak daarna gebouwd en was daarmee een van de oudste van Drenthe. Van de eerste zes kerken – de oerparochies – van Drenthe stonden er vier op de Hondsrug, Vries, Anloo, Rolde en Sleen-Emmen. Van hieruit werden dochterkerken gesticht, zodat Drenthe aan het einde van de Middeleeuwen in totaal 37 kerken en daarmee 37 kerspels telde. Alleen bij de kerk van Rolde waren de bewoners kennelijk niet bang voor de magische praktijken van hun voorouders, want hij staat als enige in Drenthe in de directe nabijheid van twee hunebedden.

Vanuit Rolde werden geen dochterparochies, zoals bij de andere oerparochies wel het geval was. De kerk van Rolde was daarom het geestelijk centrum van een groot gebied, van Loon en Balloo in het noorden tot Grolloo en Schoonloo in het zuiden. De laatste nederzetting werd vanuit Grolloo gesticht, op een kruispunt van wegen en op het hoogste punt van de Rolderrug. Het kerspel Rolde was daarom ook vanzelfsprekend hoofdplaats van het Rolderdingspil, het rechtsdistrict waar dingen en goorspraken werden gehouden. Het was zelfs de informele hoofdstad van Middeleeuws Drenthe, want hier werden tot 1688 de vergaderingen van het hoogste rechtscollege van het gewest gehouden, de Etstoel. Dat gebeurde eerst waarschijnlijk op een nog steeds niet teruggevonden plaats in de Ballerkuil, later in de kerk. Nederzettingen als Balloo, Grolloo en Schoonloo hadden wel hun eigen marke, het territorium van de buurschap ofwel de bewoners.

Vanuit de esgehuchten en andere kleine nederzettingen leidden kerk- en reewegen naar de hoofdplaats Rolde, want doop en kerkgang en na de dood een christelijke begrafenis vormden een essentieel onderdeel van het christelijk geloof. Vandaar dat ook alleen in Rolde bij de kerk een begraafplaats in en rond de kerk werd aangelegd.
In Rolderdingspil werd een van de twee Drentse kloosters gesticht. In 1258 werd in een bosgebied in de marke Witten in het kerspel Rolde een cisterciënzer vrouwenklooster gebouwd. Het kreeg de naam Maria in Campis oftewel Mariënkamp, bij een gehuchtje dat Assen heette. Het klooster verwierf veel goederen, vooral in het kerspel Rolde. Tegen het einde van de Middeleeuwen bezat Mariënkamp 40 boerderijen, bossen, landerijen en veengebieden.

Nieuwe tijd: boeren en stedelingen (1600-1800)

Ook na de Middeleeuwen gingen de ontginningen door, waardoor een aantal nieuwe nederzettingen ontstond. De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) was funest voor Drenthe, omdat het jarenlang strijdtoneel tussen de Spaanse troepen en die van Oranje-Nassau (de ‘Staatsen’) waren. Eenderde van de bevolking kwam om en er waren zeer veel verlaten hoeven en erven. Ook de invallen van de Munsterse bisschop Bernhard van Galen, ´Bommen Berend´ later in de 17e eeuw veroorzaakten veel slachtoffers en immateriële schade. Pas tegen het einde van de 17e eeuw herstelde de bevolking zich weer. Zij waren na 1600 gedwongen het rooms-katholieke geloof af te zweren ten gunste van het calvinistische protestantisme. De gereformeerden, zoals zij zich toen noemden, gebruikten wel de in gotische stijl opgetrokken  kerk van Rolde.Het Balloërveld

De Reformatie betekende ook het einde van het klooster. Wel werd Assen al rond 1600 in plaats van Rolde aangewezen tot hoofdplaats van Drenthe. Vanaf 1685 vergaderden Ridderschap en Eigenerfden, de Staten van Drenthe, in het klooster, gevolgd door de Etstoel in 1688. Assen werd aangesloten op het netwerk van wegen tussen Groningen en Coevorden en tussen Groningen en Meppel. Steeds meer ging de Drentse elite in Assen wonen. Anders dan in de rest van Rolderdingspil werd hier ook een landgoed gesticht, Vredeveld. Het verkreeg in 1759 het recht van havezate, maar verkocht het vijf jaar later aan de in Zuidlaren residerende drost van Drenthe. In 1774-1778 werd echter in Assen het Drostenhuis gebouwd. In dezelfde jaren werd het landgoed Overcingel gebouwd. De status van hoofdplaats werd nog eens bevestigd doordat de Drentse Hoofdvaart naar Assen werd aangelegd (vanaf 1770) terwijl ook het Asserbos (1765-1784) de plaats stedelijke allure gaf. Ook de stichting van de Asser Heeren Sociëteit in 1780 was symptomatisch voor de groei van Assen.

De rest van Rolderdingspil bleef een sterk agrarisch karakter houden. In Rolde, Balloo, Loon, Deurze, Ekehaar, Grolloo en Schoonloo waren geen adel en dus geen havezaten aanwezig. Het waren kleine boerengemeenschappen, die wel als boerenrepubliekjes gezien werden. De boeren hadden gemengde bedrijfjes, met veeteelt in dienst van de akkerbouw. Met de koeienmest konden de akkers op de essen vruchtbaar worden gemaakt. Grote schaapskudden werden op ‘het Veld’ geweid, de uitgestrekte heide- en veengebieden buiten de nederzettingen. Ook hier was de winning van mest een belangrijk onderdeel. Een belangrijk negatief effect van de schapenhouderij was het ontstaan van zandverstuivingen, zoals op het Balloërveld.

Moderne tijd: agrarische en stedelijke hoogconjunctuur (1800-1950)

In vergelijking met de kusstreken van Groningen en Friesland was de landbouw in Drenthe en ook Rolderdingspil weinig gespecialiseerd. Het waren gemengde bedrijven, waar ‘de eeuwige roggeteelt’ als akkerbouwproduct alleen mogelijk werd gemaakt door de verzamelde mest van koeien- en vooral schaapskudden. Langzamerhand werd het akkerbouwareaal gedifferentieerder. Koeien en schapen werden geweid op de zeer uitgestrekte heidevelden buiten de nederzettingen. De beesten werden ’s winters gestald op de boerderijen, die alle in de nederzettingen zelf lagen. De markescheidingen midden 19e eeuw hadden vooral tot doel de gemeenschappelijke heidevelden en zandverstuivingen te privatiseren, opdat deze ‘woeste grond’ werd ontgonnen ten behoeve van de akkerbouw. Omdat kennis en bezit van kunstmest nog niet algemeen was, zeker niet in Drenthe, konden de heidevelden vooralsnog niet getransformeerd worden in vruchtbare akkers en weiden.

Ondertussen maakte Assen een onstuimige groei door. In 1809 was het door koning Lodewijk Napoleon, in de Bataafs-Franse Tijd dus, officieel tot stad verheven. In 1814 werd het in het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden de hoofdstad van de provincie Drenthe. Assen werd het bestuurlijke, rechterlijke, onderwijskundige en culturele centrum van de provincie. Het aantal inwoners steeg van 750 in 1808 tot 4350 in 1850. De groei zette door nadat het Noord-Willemskanaal (1860-1861) en de spoorweg Groningen-Meppel-Zwolle met een station (1870) waren aangelegd. Rond 1900 werden de Wilhelminakazerne, de Emmakazerne en de Hendrikkazerne gebouwd en dit zorgde voor een nieuwe stroom tijdelijke en permanente inwoners. De dienstplichtigen oefenden op het nabijgelegen Witterveld. Nadien kwam er nog het Wilhelminaziekenhuis (1910), de bibliotheek (1918) en psychiatrisch ziekenhuis Licht en Kracht (1935). Langs het Havenkanaal (een aftakking van het Noord-Willemskanaal) vestigde zich industrie. Assen kende met ACMESA (zuivelbedrijf), exportslagerij Thompson & Co en de NV Drentsche Exportslachterij belangrijke bedrijvigheid.

Ondertussen was ook het omringende platteland van Assen tot een grotere welvaart gekomen. De grote veranderingen begonnen even voor 1900. Deze werden vooral veroorzaakt door de geweldige ontwikkeling van de coöperatie in Drenthe. Boeren vormden coöperaties om fabrieksmatig zuivelproducten te vervaardigen, om zaaizaad en kunstmest te kopen. Later kwamen er ook coöperaties voor dorsverenigingen, voor melkcontrole en boerenleenbanken. Vooral het aantal zuivelfabrieken was indrukwekkend. Ook in de gemeenten Assen en Rolde verrezen nog voor 1900 de eerste zuivelinrichtingen, in Balloo, Deurze, Grolloo, Loon, Peelo, Rolde, Schoonlo en Witten. Het waren meestal kleine fabriekjes, die al snel voor een deel opgingen door de in 1908 opgerichte Asser Coöpaterieve Melkinrichting en Stoomzuivelfabriek (ACMESA).

De tweede ontwikkeling was de ontginning van ‘het Veld’, de onmetelijke stukken heide, zand en veen tussen de nederzettingen. Mede door de coöperatieve zaai- en kunstmestaankopen konden nu op effectieve wijze voorheen onvruchtbare gronden worden bewerkt. Rond de eeuwwisseling van 1900 lagen rond Rolde nog uitgestrekte heidecomplexen als het Nijlander Veld, het Westerscheveld en het Oosterscheveld, met vennetjes als Klaassteen en doorsneden door een enkele zandweg als de Kruisweg. In de jaren 1910 werd gestart met de ontginning van deze velden, grotendeels in werkverschaffing. Er werden boerderijtjes gebouwd en ook enkele villa’s. Het leidde tot nederzettingen als Marwijksoord en Nooitgedacht. Enkele decennia later waren de meeste heidevelden akkerbouwgebieden geworden. Bij Schoonloo werden de heidevelden door werklozen niet omgezet in landbouwgronden maar in bossen. Hier ontstond uit het Schoonloër veld, een onderdeel van het Ellertsveld, de boswachterij Schoonloo.

Actuele vraagstukken

Na de Tweede Wereldoorlog telde Assen 22.000 inwoners. De jaren daarna groeide de Drentse hoofdstad niet erg snel. In het zuiden stond het Asser Bos en de aanwezigheid van een aantal gezondheidsinstellingen uitbouw in de weg. Deze instellingen – zoals Licht en Kracht, Port Natal, De Boshof en het Hendrik van Boeijenoor – bleven overigens in aantal en bevolkingsgrootte groeien.
Na 1970 werden evenwel in snel tempo nieuwe wijken de grond uit gestampt. In het oosten waren dat bij het Amelterbosch Vreebergen en Oosterhout. In het noorden ontstonden de wijken Noorderpark, Peelo en Pittelo. In Noorderpark werd bij het onderdeel De Gaarde de vorm van een traditioneel Drents brinkdorpen gekopieerd. De wijk Peelo werd gebouwd op de es van het gehuchtje Peelo, dat op enkele panden na geheel verdween. In het westen kwamen de wijken Baggelhuizen en Westerpark. In 1980 was de bevolking gestegen tot 45.000 inwoners. Weer trad er enige stagnatie in de bevolkingsgroei op, maar vanaf de jaren negentig van de 20ste eeuw ging het weer crescendo met Assen. Er werden twee grote wijken gerealiseerd, Marsdijk in Assen-Noord en Kloosterveen in het zuidwesten. In 2012 wonen er in Assen 67.000 inwoners. Het Cultureel Kwartier met onder meer de Nieuwe Kolk is min omeer symbool voor het nieuwe zelfvertrouwen van de snelst groeiende stad van Noord-Nederland.

Vergeleken met de ontwikkeling van Assen waren de veranderingen op het platteland van Rolderdingspil niet spectaculair te noemen. Begin de jaren zeventig waren er plannen om de ruilverkaveling Rolde en Anloo, al in de jaren vijftig aangevraagd, door te voeren. Tot die tijd waren ruilverkavelingen vooral bedoeld om voor de agrariërs een betere kaveltoedeling, afwatering en infrastructuur te realiseren. Het gebied was toen een kleinschalig cultuurlandschap met een ongestoord beekdal. Voor de eerste maal in de geschiedenis van de Drentse ruilverkavelingen kwamen werden in Rolde en Anloo echter grote claims voor natuur, cultuurhistorie en landschap ingediend. Dit gebeurde vooral onder druk van de net in 1973 opgerichte Drentse Milieufederatie. De discussies tussen boeren en natuurbeschermers waren bijzonder fel, maar uiteindelijk werden de verschillende belangen vrij aardig in balans gebracht.  

Thema's

T.T. Assen

In 1925 scheurden de eerste motoren over het circuit van Assen. Niet in de Drentse hoofdstad zelf trouwens, maar op een ruim 28 km lang parcours tussen Rolde, Borger en Schoonloo. De weg was in het kader van de werkverschaffing aangelegd. Een jaar later echter werd een nieuw circuit van 17 km lang gecreëerd tussen Assen, Hooghalen, Laaghalerveen en De Haar, in de gemeente Assen en Beilen. De Tourist Trophy, zoals de officiële naam is, werd al snel een druk bezocht evenement met vele tienduizenden bezoekers. Voor de Tweede Wereldoorlog kreeg Assen al het predicaat Grand Prix van Europa. In 1949 worden de officiële wereldkampioenschappen ingesteld. Vijf jaar later kwam de nieuwe provinciale weg van Assen naar Hooghalen gereed. Vanwege de veiligheid moest een jaar later het circuit aangepast worden en de nieuwe weg werd onderdeel van het nieuwe circuit. Sindsdien ligt dit parcours in de gemeente Assen pal langs de grens met de gemeente Beilen (nu Midden-Drenthe).

Na de Tweede Wereldoorlog werd de kermis gekoppeld aan de TT-activiteiten en dit werd uiteindelijk de TT-week. Duizenden mensen sliepen op campings in de wijde omgeving. In 1967 en volgende jaren werd de TT-nacht – voorafgaand aan de TT zelf – tafereel van rellen en moest de Mobiele Eenheid vaak optreden. Om dat te voorkomen speelden sinds 1973 op verschillende podia in de stad popgroepen  en vonden ook andere activiteiten plaats. De bezoekersaantallen van de TT-week overtreffen al jarenlang de motorraces zelf. Zo kwamen er in juni 2012 130.000 mensen naar de wedstrijden kijken, terwijl de TT-Assen in totaal 600.000 bezoekers trok. In totaal zijn er 1400 mensen betrokken bij de activiteiten, waarvan 400 bij de wedstrijden. Bekende Nederlandse winnaars waren Wil Hartog, Jack Middelburg en de Assenaren Egbert Streuer en Bernard Schnieders.

HOF VAN SAKSEN: TUSSEN KUNST EN KITSCH?

In 2007 opende de Hof van Saksen de deuren. Projectontwikkelaar Phanos promootte het als een authentiek Saksisch dorp, maar dan wel eentje met bijna 800 rietgedekte recreatiewoningen met enkele restaurants. De Borger architect Cor Kalfsbeek tekende voor het ontwerp, waarbij hij vooral de sfeer van een Drents dorp probeerde te benaderen. Hiervoor werd dan ook een landschapsarchitect ingeschakeld, Ank Bleeker. De recreatiewoningen werden rond open brinkachtige ruimtes gebouwd, met bomen er om heen. De grote man van Phanos was Geert Enzing, een boerenzoon uit Noord-Drenthe die later carrière maakte in de Randstad. Hij werd door de Rabobank gepolst het failliete recreatiepark bij Nooitgedacht over te nemen. In plaats daarvan begon Ensing met het idee van de Hof van Saksen, die 175 miljoen euro zou kosten.

Het hoofdgebouw was een eigentijdse vertaling van een Drentse havezate. Het staat aan het eind van een 400 meter lange lindenlaan. Het is een multicultureel centrum, met enkele sterrenrestaurants, een overdekt zwembad, een speelhal, een sauna, een bowlingbaan en een grand café. Hof van Saksen was meteen het grootste vakantiepark van Drenthe. Hoewel volgens kenners de sfeer inderdaad authentiek aandeed, was er van meet af aan wel kritiek. Critici laakten de ‘nepboerderijen’ en vooral het warrige hoofdgebouw. Het zou een duur toeristenressort zijn, waar het personeel in Armanipakken prijzige gebak serveerde. In ieder geval bleven de grote toeristenstromen naar Nooitgedacht uit. In de zomer 2012 lijkt Hof van Saksen failliet te worden verklaard.

Literatuur

E. Appel et al, De Canon van Assen: twintig vensters op de Asser geschiedenis. Assen, 2009

F. van den Beemt, Het jubileumboek van Peelo: de geschiedenis van Peelo in een notendop. Zuidwolde, 2008

B.M. van den Berg en B.W.M. van Hees, Landschapsoecologie van de Drentse A: interpretatie van het beekdal tussen Deurze en Oudemolen. Groningen, 1983

G. Buist, Balloo: het mag mij nog heugen. Assen, 1986

H. Gras, Geschiedenis van Assen. Assen, 2000

W. Houtman, Met het oog op Rolde: terugblik op twee eeuwen lokaal bestuur. Rolde, 1997

J.G. Borgesius et al. (red.), Geschiedenis van Rolde. Meppel, 1993

B. Hanskamp, Canon van de Drentse Lantschapsverkaveling. s.l., 2009

R.E. Hofsteenge, Geschiedenis van Schoonloo. Drouwen, 1996

G. Kip en L. Koops (red.), Grolloo in heden en verleden. Grolloo, 1983

SAB, Kloosterhage: uitwerking bestemmingsplan Kloosterveen. Arnhem, 2000

G. Koekoek et al., Kroniek van de Broekstreek: Amen, Ekehaar, Eldersloo, Eleveld, Geelbroek. Ekehaar, 2009

L. Koops, Cuby on route: bluestracks in Drenthe. Grolloo 2009

W. van der Sanden, Reuzenstenen op de es: de hunebedden van Rolde. Zwolle, 2007

M. Scherphuis, Ode: een lofzang op het Drentse esdorp Loon. Loon, 2006

H.T. Waterbolk, Tussen Rhee en Rolde: verslag van een archeologische zoektocht. Amsterdam, 1996