Foto's

 (Klik op een foto om te vergroten)
Aekingerzand in de winter
Huis ter Heide, herberg met doorrijschuur
Noordse veld
Westervelde, Tonckensborg
Ochtendnevel Fochteloerveen
Hoogersmilde
Bovensmilde, Drentsche Hoofdvaart
Fietspad op De Haar door Fochteloerveen
Fochteloërveen
Opsterlandse Compagnonsvaart, Fochtelerverlaat
Photos provided by Panoramio. Photos are under the copyright of their owners.

Introductie

Auteur: Gerben de Vries 

De Smildervenen is een oud veengebied in Noordwest-Drenthe, dat zich kenmerkt door akkerbouwbedrijven, weidse vergezichten en rechte sloten, wijken en kanalen. De kern van het gebied wordt gevormd door de Drentse Hoofdvaart tussen Meppel en Assen, met daarop haaks staande zijwijken op gelijke afstand van elkaar. In het noordwesten van het deelgebied ligt de voormalige kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid, Veenhuizen.


De Smildervenen grenzen in het westen aan de provincie Friesland, in het noorden aan deelgebied Noordenveld, in het oosten aan deelgebied Beilerderdingspel, en in het zuiden aan deelgebied Dieverderdingspel. De oostelijke grens is tevens die met het Drents Plateau.

Kenmerken en Bijzonderheden

  • Streekdorpenlandschap op veen/veenkoloniaal landschap
  • Veenkoloniale dorpen
  • Rechte kanalen: Drentsche Hoofdvaart, Kolonievaart, Norgervaart, Witte Wijk
  • Rechthoekig patroon van wegen
  • Geen brinken in Veenhuizen en de diverse Smilde’s
  • Hallehuis- of Saksische boerderijen , kop-hals-rompboerderijen (Friese type)
  • Gestichten Maatschappij van Weldadigheid/Veenhuizen
  • Militaire depots (Veenhuizen)
  • Natuurreservaat Fochteloërveen
  • Natuurgebieden beekdal Slokkert en Diependal
  • Bossen (Bankenbosch, Compagnonsbossen, Pelinckbosch)
  • Pingoruïnes: Esmeer (op de grens van Bovensmilde en Veenhuizen) en Meeuwenpoel (bij Appelscha)
  • Onderaardse gasopslag (Langelo)
  • Televisietoren/zendmast Smilde 1959-2011: was 303,5 m hoog (herbouwd 2012)

Landschapsopbouw

Het kerngebied van de Smildervenen wordt gevormd door de Smildervaart als natte afvoerweg voor de turf. Eind 18e eeuw werd deze vaart tussen Meppel en Smilde verlengd naar Assen en kreeg de naam Drentsche Hoofdvaart. Op regelmatige afstand van elkaar staan recht op de Drentsche Hoofdvaart de hoofdwijken. Deze hoofdwijken werden onderling weer verbonden met de zijwijken, die net als de hoofdwijken nog steeds voor een belangrijk deel aanwezig zijn. Aan de Hoofdvaart vormen de plaatsen Kloosterveen, Bovensmilde, Smilde, Hoogersmilde en Hijkersmilde vrijwel een ononderbroken straatwand. Ten westen hiervan is aan de Norgervaart, de Van Lierswijk, de Meesterswijk, de Grietsmanswijk, de Jonkerswijk en de Evert Hendrikswijk weinig bebouwing.

In het westen van het deelgebied, aan de Friese kant van de provinciegrens, liggen de nederzettingen Appelscha en Ravenswoud. Appelscha is een oud esdorp dat door de vervening en het toerisme in de 19de en 20ste eeuw sterk groeide. Ook aan de Opsterlandsche Comapgnonsvaart en de wijk Nieuwe Vaart is nog vrij veel bebouwing. Tussen Appelscha en Ravenswoud ligt een klein weidegebied. Ravenswoud is een jonge veenkolonie op een kruispunt van wegen en omringd door een netwerk van nog steeds bestaande wijken. Ten oosten van de nederzetting liggen de Compagnonsbossen.

Tussen Ravenswoud en de uitgestrekte landerijen van het voormalige gevangenisdorp Veenhuizen ligt het belangwekkende natuurreservaat Fochteloërveen. Veenhuizen zelf is begin 19de eeuw ontsloten door de Norgervaart en de Kolonievaart/Veenhuizer kanaal. Ten noorden hiervan werden drie gestichten gebouwd. Het huidige landschap, van akkerbouw tot uitgestrekte boscomplexen, is geheel door de inzet van gedetineerden gemaakt. Het bestaat uit rechthoekige blokverkaveling, terwijl de Smildervenen juist gekenmerkt worden door strokenverkaveling. Sinds 1980 is Veenhuizen niet meer in gebruik als justitiële nederzetting en is er vrije toegang voor buitenstaanders. Er staan nog wel vier penitentiaire inrichtingen.

Indeling

De Smildervenen zijn in Drenthe onderdeel van de gemeenten Midden-Drenthe (de diverse Smilde’s) en Noordenveld (Veenhuizen) en in Friesland van de gemeente Ooststellingwerf.

Het gebied maakt sinds 2000 in Drenthe deel uit van de waterschappen Noorderzijlvest (Veenhuizen) en Reest en Wiede (de Smilder nederzettingen) en in Friesland van Wetterskip Fryslân (Appelscha).

In het Provinciaal Omgevingsplan 2004 behoort deelgebied Smildervenen deels bij gebied Noord en deels bij gebied Midden-Zuidwest.

Woonkernen

Veenhuizen, Kloosterveen, Bovensmilde, Smilde, Hijkersmilde, Hoogersmilde, Appelscha, Ravenswoud.
Esmeer - Veenhuizen (www.toonbeeldbank.nl)
www.toonbeeldbank.nl/ Frans de Vries

Landschapsgeschiedenis

Geologie


Na de Pleistocene ijstijden (tot 12.000 jaar geleden) was in centraal Drenthe het Drents Plateau gevormd. Aan de westelijke helling hiervan ontstond in het Holoceen in de stroomdalen het meeste overwegend uit veenmos bestaand hoogveen, vooral tussen 3000 jaar voor Christus en het begin van de jaartelling ontstaan. Door de overvloedige regens in het laatst van die periode breidde het veen zich ook uit over de wat hogere zandgronden, waar mesotroof (in een vrij voedselrijk milieu ontstaan) veen werd gevormd. In de laatste ijstijd waren pingoruïnes ontstaan, die zich later vulden met oligotroof veen. Dit is veen dat gevormd is in een extreem voedselarm milieu. Bij het Esmeer tussen Veenhuizen en Smilde bevindt zich nog een dergelijke pingoruïne. Ook de Meeuwenpoel bij Appescha is een pingoruine.

Vroegste bewoning

In de Smildervenen lagen geen zandruggen en tijdelijke permanente bewoning was hier temidden van het hoogveen vrijwel niet mogelijk. Behalve bij het oudste deel van Appelscha, Aekingerzand, waar vuursteenvindplaatsen uit de Oude Steentijd (13.000-8800 v.Chr.) zijn gevonden. Jagers, vissers en verzamelaars zullen de veemoerassen echter wel hebben bezocht om voedsel te zoeken. Aan de uiterste rand van het gebied, bij hotel het Ruterhuus in Oude Willem, zijn grafheuvels gevonden uit de Late Steentijd (2450-2000 v.Chr.).
In de jaren tachtig van de 20ste eeuw werd bij Smilde, in het Hardersbos, een veenweg gevonden. Deze stamt uit de IJzertijd, dus rond het begin van de jaartelling, en heeft waarschijnlijk een religieus-rituele functie gehad. Sporen van permanente bewoning uit deze eeuwen zijn er niet in de Smildervenen gevonden.   

Middeleeuwen en Nieuwe Tijd

In de vroege Middeleeuwen ontstonden ten zuidwesten van de Smildervenen de eerste vaste nederzettingen. Het waren meestal nog slechts enkele boerderijen en de boeren hadden daarom enorm grote gebieden tot hun beschikking. Dit was het territorium van de buurschap, de marke. De marke van Diever en Legge reikte bijna tot aan het latere Assen. Diever was ook de hoofdplaats van het zeer uitgestrekte rechtsgebied het Dieverdingspil. In de Middeleeuwen groeiden de buurschappen uit tot grotere nederzettingen. Appelscha behoorde tot de Stellingwerven, die zich begin 13e eeuw van Drenthe en ook het Dieverderdingspil afscheidden. Mede door haar onbereikbaarheid vanwege het hoogveen konden de Stellingwerven in de praktijk in de Middeleeuwen een vrije natie vormen, al behoorden zij nu formeel tot Friesland.

De sterke economische groei van de Nederlandse gewesten ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog (1658-1648) – vooral in Holland - bracht een enorme vraag naar fossiele brandstof met zich mee. Ondernemers richtten zich al snel op Noord-Nederland, waar bijzonder grote hoogveengebieden lagen. De Smildervenen – toen nog onderdeel van de marken van Diever en Leggelo - werden het eerste gebied in Drenthe waar op commerciële wijze turf voor de Hollandse markt werd gestoken. In 1613 sloten een Amsterdamse koopman en de eigenerfde ingezetenen van Diever en Leggelo een overeenkomst, waarbij de eerste de Dieverder-, Leggeler- en Smildervenen kocht. Vervolgens werd een vaarweg naar Meppel gegraven, het begin van wat later de Smildervaart zou heten. Zo kon de turf worden afgevoerd naar Amsterdam en andere steden. Midden 17e eeuw werd de Smildervenen door de Drentse overheid tot heerlijkheid verheven. In de 17e eeuw werd ook een begin gemaakt met de commerciële afgraving en ontginning van de venen van Veenhuizen., maar dat bleek geen blijvend succes.

De Hollandse Compagnie van de Dieverder en Leggeler Smildervenen en ook de vaarweg werden in 1751 verkocht aan een Friese participant van de Opsterlandse Veencompagnie, die zijn turf via Drenthe wilde afvoeren. Tussen 1769 en 1780 werd de Drentse Hoofdvaart tussen Meppel en Assen gegraven en daarbij werd een belangrijk tracé gebruikt van de Smildervaart. Langs deze vaart waren in de 17e en 8e eeuw nieuwe nederzettingen verrezen als Bovensmilde, Smilde, Hijkersmilde en Hoogersmilde.

Moderne tijd: veenarbeiders, boeren en verpleegden

Aan de andere kant van de provinciegrens werden ook verveningsplannen gesmeed. De Opsterlandse Compagnonsvaart bereikte Appelscha in 1817. Einde 19e eeuw waren de venen hier allemaal afgegraven. Ten noorden van de vaart ontstond temidden van de Compagnonsbossen de kolonie Ravenswoud, waar verder werd verveend. De Compagnonsvaart werd eind 19e eeuw verbonden met de Witte Wijk en daarmee de Drentse Hoofdvaart. Alleen de stuifzanden ten zuidwesten van het dorp, tegen de grens met Drenthe, konden niet tot ontginning worden gebracht. Daarom werden zij later in de 19e eeuw bebost en begon hier al vroeg het toerisme.

Ook aan de Drentse kant van de grens werden heidevelden en zandverstuivingen met bomen beplant. Uiteindelijk zou het gebied worden opgenomen in het natuurpark het Drents-Friese Wold. Dit valt net buiten de begrenzing van het gebied. Een merkwaardige uitzondering was Oude Willem, een liniaalrechte ontginning op de Drents-Friese grens, die een incisie maakte in de heidevelden en nu het nationaal park Drents-Friese Wold. In de in de jaren dertig van de 20ste eeuw werden hier twee werkkampen gesticht, waar de arbeiders woeste gronden ontgonnen voor land- en bosbouw. Het wordt gebruikt als weidegebied.

Begin 19e eeuw richtte een particulier, generaal Johannes van den Bosch, de Maatschappij van Weldadigheid op om bedelaars en landlopers te leren werken. Bij Frederiksoord werd een ‘vrije kolonie’ gesticht, maar in Veenhuizen werden vanaf 1825 bedelaars, landlopers, wezen en vondelingen verplicht te werk gesteld. In 1859 nam het rijk de drie ver van elkaar gelegen gestichten over. Het werd vanaf 1875 onderdeel van het penitentiair systeem van het ministerie van Justitie. Hier woonden en werkten veroordeelde bedelaars en landlopers, die in een gemeenschapsregime moesten werken. Dat gebeurde in de veenderijen, de landbouw, de werkplaatsen en sinds het begin van de 20ste eeuw ook in de bosbouw. Het landschap werd door het werk van de verpleegden ingrijpend veranderd in een landbouw- en bosbouwgebied. Het aantal landlopers en bedelaars nam sinds begin 20ste eeuw echter af en sinds de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) werden ook gewone strafrechterlijke veroordeelden hier geplaatst. In de jaren tachtig van de 20ste eeuw werden de ‘verboden toegang’-borden rond Veenhuizen verwijderd. Het werd een min of meer normaal dorp, maar wel met vier strafinrichtingen.

Vanaf het midden van de 19e eeuw werd ten noorden van Hijkersmilde het Oranjekanaal gegraven in de richting van Emmen. Het was geen groot succes, al leverde het de gemeente Smilde meer scheepvaartverkeer op. Ook verrees hier de aardappelmeelfabriek ‘Oranje’. Bij Hoogersmilde werd in 1898 de kalkzandsteenfabriek Albino gebouwd. De grondstof zand werd betrokken uit de zandduinen, ruim twee kilometer ten zuidoosten van de fabriek. Daardoor ontstonden hier eerst het Blauwe Meer en later de Achterste Plas en Voorste Plas.
Na de vervening en ontginning transformeerden de gronden aan weerszijden van de Drentse Hoofdvaart Smilde vanaf ongeveer 1900 in veenkoloniale akkerbouw. Dit werd gekenmerkt door blokvormige verkaveling, doorsneden door talloze wijken. Vanaf de jaren vijftig en zestig van de 20ste eeuw werden steeds meer wijken gedempt. Dat gaf Bovensmilde en Smilde en in iets mindere mate Hijkersmilde de gelegenheid nieuwe woonwijken en daarmee kernvorming te ontwikkelen. De televisiemast van Smilde werd in 1959 in gebruik genomen. De ruim 300 meter hoge mast stortte in 2011 na een felle brand in. In 2012 werd zij herbouwd.

Actuele vraagstukken

Het akkerbouwgebied was rationeel ingericht en daarom werd hier pas laat een ruilverkaveling aangevraagd. In de jaren zeventig van de 20ste eeuw werden de natuurbeschermingsbelangen groter, zeker omdat het Friese Fochteloërveen aanvankelijk onderdeel zou worden van de herinrichting. Daarom werd de ruilverkaveling van De Zeven Blokken, de landbouwgronden ten westen van de Drentse Hoofdvaart, in 1976 opgeschort. In 1984 werden de onderdelen Fochteloërveen en De Zeven Blokken gescheiden, zodat er een verschillend peil kon worden bepaald voor natuur- en landbouwgebied. Tussen 1986 en 1995 werd de ruilverkaveling uitgevoerd. De drooglegging van De Zeven Blokken werd vergroot door de bouw van de gemalen Ravens Meeren aan de Friese en De Slokkert aan de Drentse kant.

De gronden aan de oostzijde van de Drentse Hoofdvaart bleven bestemd voor de akkerbouw. De aardappelmeelfabriek Oranje aan het Oranjekanaal stopte de werkzaamheden in 1980. Het vloeimeer en de zes vloeivelden van de fabriek, waarin het vervuilde water van de fabriek werden gereinigd, werden in 1984 aangekocht door Het Drentse Landschap. Dit is het vogelreservaat Diependal, het grootste van Drenthe. Twee jaar later kocht Het Drentse Landschap tevens het naastgelegen Hijkerveld aan. De fabriek zelf kwam in de jaren tachtig van de 20ste eeuw in bezit van de handelsfirma in oud-ijzer en sloopmaterialen van Henny van der Most. Hij maakte er in 1992 de overdekte Speelstad Oranje van en dat werd al snel een van de meest bezochte attracties van Noord-Nederland.  

Thema's

Veenhuizen

Veenhuizen is een voormalige kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid en ook de tijd dat het een onderdeel van een gesloten justitieel systeem is, is nu voorbij. Het ligt temidden van het grote Fochteloërveen, het beekdal van de Slokkert en het esdorpenlandschap van Norg. In 2008 werd Veenhuizen tot beschermd dorpsgezicht verklaard. Ondanks alle veranderingen is Veenhuizen een zeldzaam gave kolonie geworden. In de 21ste eeuw werd het binnen enkele jaren een centrum van activiteiten. Grote aanjager is het Landelijke Gevangenismuseum. In Veenhuizen stond al jaren een klein gevangenismuseum bij de Penitentiaire Inrichting Norgerhaven. Nadat in de jaren negentig van de vorige eeuw pogingen werden gedaan om dit in het oude Hospitaal te realiseren, kon het Landelijke Gevangenismuseum in 2005 worden geopend. Het is gevestigd in het carré van het oude tweede gesticht van 1825. Begin 2012 werden al meer dan 110.000 bezoekers op jaarbasis geturfd.

In het kielzog van het Gevangenismuseum werden er steeds meer activiteiten ontplooid. Hotel Bitter en Zoet kwam wel in het oude ziekenhuis en opende aan de straatkant een nieuwe afdeling met restaurant. Aan de rand van de oude kolonie Veenhuizen werd het gebouw van de oude stoomkatoenspinnerij c.q. –weverij Bergveen gerestaureerd en geëxploiteerd als erfgoedlogies Oud-Bergveen. Voorts werden een Gezondheidscentrum, een Ambachtscluster nu Metzelaar Praktijkgilde), het Erfgoedcentrum Veenhuizen, de Tuin van Weldadigheid en in 2011 nog het Maallustcomplex (inclusief bierbrouwerij) en Klein Soestdijk. Dein 2007 opgerichte stichting Veenhuizen Cultuur & Toerisme timmert stevig aan de weg met lokaal erfgoed en duurzaam toerisme. In april 2011 werden de Koloniën van Weldadigheid van Veenhuizen en Frederiksoord op de voorlopige Nederlandse lijst van UNESCO Werelderfgoed geplaatst.

Fochteloërveen

In 1938 kocht de vereniging Natuurmonumenten 200 ha aan de Friese kant van de grens. Vanaf de jaren zestig werd, mede in het kader van een ruilverkaveling die een landinrichting werd, steeds meer gronden aangekocht voor natuurbeheer. Dit groeide uit tot een 2500 ha groot gebied, waarvan Natuurmonumenten 1100 ha beheerd en Staatsbosbeheer 1400 ha. Zij proberen de veengroei te bevorderen door vernatting. Het gebied is beperkt toegankelijk, door een fietspad tussen Appelscha-Veenhuizen, aangelegd op zandrug de Bonghaar. Natuurmonumenten plaatste in 1999 een bijzondere uitkijktoren van 15 m hoog bij Ravenswoud. Sinds 2001 broedt de kraanvogel hier weer en de laatste twee jaar eveneens de zeldzame raaf.

Relicten van veenwinning op het Fochteloërveen (http://www.toonbeeldbank.nl)
 www.toonbeeldbank.nl/ Frans de Vries

Literatuur

G.J. Dijkstra et al., ’t Verhaal van het Oranjekanaal. Beilen, 2006

J. Drenthen, Smilde 350 jaar geschiedenis: historisch geschetst 1633-1983. Groningen, 1983

H Gras, Langs de Vaart. Geschiedenis van Smilde. Smilde, 1997

B. Hanskamp, B. Hanskamp, Canon van de Drentse Landschapsverkaveling. s.l. 2009

A.H. Huussen et al., Arbeid ter disciplinering en bestraffing: Veenhuizen als onvrije kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid 1823-1859. Zutphen, 1984

G.P. Mulder, Appelsche: bijdrage tot de geschiedenis van een oude Ooststellingwerfse gemeenschap. Oldeberkoop 2010, 2e druk

T.H. Oosterwijk, De vrije natie der Stellingwerven. Assen, 1952

T.H. Oosterwijk, Notities uit de geschiedenis van de Ooststellingwerfse dorpen. Ooststellingwerf, 1977

A.L. Roelfsema-Schaafsma, 75 jaar Albino: de geschiedenis van de kalkzandsteenfabriek Roelfsema te Hoogersmilde. s.l., 1980

G.E. de Vries, Honderd jaar gemeenschapsregime in Esserheem-Veenhuizen 1895-1995. Gouda, 1995

B. Trip, Wat heeft u hier te zoeken…Fragmenten uit heden en verleden. Veenhuizen, 2010

G.E. de Vries en M. van der Heiden, Nationaal Park Drents-Friese Wold Assen, 2010

A. van der Woud et al. (red.), Veenhuizen, een erfenis voor de toekomst. Groningen, 1994

A. Zeijlmaker, Het ontstaan van de Drentsche Hoofdvaart en de openlegging van de landschapsvenen. s.l., 1984