Foto's

 (Klik op een foto om te vergroten)
Joodse begraafplaats Noordwolde
Historische laanbeplanting
Dr Larijweg Ruinerwold
Oldengaerde
Hoogersmilde
De Reest bij Den Westerhuis
grenspaal en grensgreppel Friesland-Drenthe
Photos provided by Panoramio. Photos are under the copyright of their owners.

Introductie

Auteur: Gerben de Vries 

Dieverderdingspel is een oud bos- en veengebied in het zuidwesten van Drenthe, dat zich tegenwoordig kenmerkt door een zeer gevarieerd landschap. In het centrum en in het noorden ligt de kern van het oude gebied, met als hoofddorp Diever en ten zuiden daarvan Dwingeloo en Ruinen. Ten noorden van Diever ligt het Nationaal Park het Drents-Friese Wold. In het noordwesten bevinden zich de koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid. In het zuidwesten is Meppel de enige stad in het deelgebied, met ten noorden daarvan de middeleeuwse ontginningen van Kolderveen en Nijeveen. Ten noorden daarvan ligt de stuwwal van Havelte. In het zuiden heeft het beekdal van de Reest op de grens met Overijssel een geheel eigen karakter, dat zich voortzet in Ruinerwold. In het zuidoosten liggen de dorpen rond Zuidwolde op de zogenaamde Rug van Zuidwolde, waaromheen sinds de 17e eeuw een verveningslandschap ontstond. In het noordoosten, tenslotte, ligt het Nationaal Park Dwingelderveld.

Kenmerken en Bijzonderheden

  • Esdorpenlandschap met beekdalen (Diever, Vledder, Uffelte, Ruinen, Havelte)
  • Heide-en hoogveenontginningslandschap (Zuidwolde en omgeving, Ruinerwold)
  • Veenontginningslandschap (bij Kolderveen, Nijeveen, Vledderveen)
  • Stuifzanden (Drents-Friese Wold, Dwingelderveld)
  • Wegdorpen (Koekange, Nijensleek, Wapserveen, Kolderveen, Nijeveen, Ruinerwold, Alteveer, Drogteropslagen, Oosteinde)
  • Stad (Meppel)
  • Beekdallanschap (langs de Reest)
  • Diepjes en vaarten: Dwingeler Stroom, Kwasloot, Tilgrup, Vledder Aa, Wapserveense Aa, Westerbeeksloot, Nijensleeker Schipsloot, Nijeveensche Grift, De Oude Vaart, Leysloot, Ruiner Aa, De Riete, Oude Diep, Koekanger Aa, Steenbergsche Wijk, Fortwijk, Vogelzangsche Wijk, Braamberger Sloot.
  • Kanalen: Drentsche Hoofdvaart, Hoogeveensche Vaart
  • Esdorpen met brinken (Diever, Doldersum, Vledder, Uffelte, Ruinen, Havelte, Linde, De Wijk, Dwingeloo, Leggeloo, Lhee, Lheebroek)
  • Straatdorpen (Frederiksoord, Willemsoord)
  • Veenkoloniale dorpen Kolderveen, Nijeveen, Ruinerwold)
  • Havezaten (Havelte, Dwingeloo, Schiphorst, Echten)
  • Kloosterterrein (Ruinen, Dikninge)
  • Hallehuisboerderijen
  • Koloniehoeven en andere panden (Maatschappij van Weldadigheid, nog 60 stuks)
  • Koloniehof Frederiksoord
  • Radiotelescoop Dwingeloo
  • Planetron Dwingeloo
  • Kalkovens (ten noorden van Meppel en bij Dieverbrug)

Landschapsopbouw

In het noorden van het Dieverderdingspel ligt het Drents-Friese Wold, dat in 2000 de status van Nationaal Park kreeg. Het bestaat uit zandverstuivingen ten zuiden van Appelscha (Aekingerzand), 20e eeuwse cultuurbossen (Dieverzand, Dieverveld, Berkenheuvel), poelen (Grenspoel, Ganzepoel, Meeuwenplas) en heidevelden (Doldersummerveld, Hoekenbrink, ’t Groote Veen, Hildenberg).

Ten zuidwesten van het Drents-Friese Wold liggen de koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid. Vanaf 1818 werden hier in het noorden van de gemeente Vledder landbouwkolonies gesticht, resulterend in koloniedorpen Frederiksoord, Willemsoord, Boschoord, Wilhelminaoord en Zorgvlied. Typerend waren de koloniehuisjes met ongeveer 3 hectare grond. Hier verrezen tevens scholen, fabrieken en kerken voor de kolonisten. De koloniën van Weldadigheid kenmerken zich niet alleen door grote ontginningskavels, maar ook door de aanleg van omvangrijke bossen, vooral bij Boschoord. Tegen de Friese grens ontwikkelde Vledderveen zich als een ‘paria-nederzetting’ van ex-kolonisten.
In de oude gemeente Vledder zijn Vledder en Doldersum brinkdorpen met kleine essen. In het zuidwesten is Nijensleek een wegdorp, dat al in de Middeleeuwen vanuit Vledder werd ontgonnen.

In het centrum van het Dieverderdingspel ligt Diever, de oude hoofdplaats van het Dieverderdingspel. Diever zelf is een esdorp omringd door esgehuchten, net als Wapse. Esgehuchten zijn onder meer Wittelte en ten Darpe. Vooral Diever en Wapse hadden voorheen enorm grote heidevelden, die na de Middeleeuwen gedeeltelijk verzandden. Aan de oostgrens van het gebied ligt de Drentse Hoofdvaart tussen Meppel en Assen. Wapserveen in het zuidoosten is een wegdorp, dat zich in de 15e eeuw van de parochie Vledder afscheidde.
Ten zuiden van de voormalige gemeente Diever liggen de esdorpen Havelte en Ruinen, die tot 1998 eveneens aparte gemeenten vormden. Bij de Havelterberg aan de grens met Overijssel liggen een militair oefenterrein en de Bisschopsberg (17 meter hoog), beide belangrijke natuurterreinen. Ook Havelte ligt temidden van bossen en heidevelden. Ruinen daarentegen ligt in een weidegebied met een zeer fijnmazig slotenpatroon. Alleen in het Ruinerwold in het oosten ligt een cultuurbos.

In het zuidoosten ligt Meppel, de enige stad in dit gebied. Het ligt aan de Reest en is door middel van het Meppeldiep met de Zuiderzee en momenteel het IJsselmeer verbonden. Ontstaan als vier verspreide hoeven, groeide Meppel in de Middeleeuwen uit tot een strategisch gelegen marktplaats. Een positie die de stad tot in de 21ste eeuw heeft weten te handhaven. Ten noorden van Meppel liggen de Middeleeuwse randveenontginningen Kolderveen en Nijeveen, gekenmerkt door strokenverkaveling. Tegenwoordig zijn het wegdorpen.

In het zuiden van het Dieverdingspel ligt het Reestdal. Het beekdal vormt de grens met Overijssel, terwijl de Hoogeveensche Vaart in het noorden de afscheiding is. Vooral bovenstrooms is het een sterk meanderende beek. Het landschap toont hoge essen en lage beekdalgronden. Het hoevenlandschap telt veel bijzondere boerderijen en landhuizen, ook op de hogere zandruggetjes in het beekdal. De enige grote plaats is De Wijk.

In het zuidoosten van het gebied liggen Zuidwolde en omringende buurschappen. Zuidwolde behoort historisch gezien tot het Beilerderdingspel, maar past landschappelijk gezien beter bij het Dieverderdingspel. Het sluit aan bij het Reestdal. Zuidwolde ligt op een opgestuwde zandrug, zoals de Bisschopsberg bij Havelte er ook een is. De Rug van Zuidwolde is maar liefst 16 meter hoog. De uitgestrekte veengebieden – met daartussen als eilandjes enige esgehuchten – werden sinds de 17e eeuw ontgonnen. Het is een weidegebied, met hier en daar een akker.

In het noordoosten ligt bij Dwingeloo het Nationaal Park Dwingelderveld, een 3700 hectare groot natuurgebied met heidevelden, bossen en vennen, dat beheerd wordt door Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en particulieren. Het ligt tussen Dwingeloo en de A28 en van noord naar zuiden tussen Lheebroek en Ruinen. Het noordelijke deel bestaat uit vrij rechthoekig verkavelde bossen met diverse vennen (Zandveen, Reigersplas, Meeuwenplas). In het zuidelijke deel van het Nationaal Park liggen de Dwingeloosche Heide, de Kraloërheide en de Bendersche Heide, eveneens met diverse plassen en vennen (Drostenveen, ook een Meeuwenplas, Benderse plassen, Kraloërplas en Holtveen).

Indeling

Dieverderdingspel bestaat uit de gemeenten Westerveld, Meppel en De Wolden. De gemeente Westerveld werd in 1998 gevormd uit de voormalige gemeenten Vledder, Diever, Havelte, Nijeveen, De Wijk en Dwingeloo. De gemeente Meppel werd in hetzelfde jaar vergroot met de gemeente Nijeveen en delen van de gemeenten Havelte, Ruinerwold en De Wijk. De gemeente De Wolden werd ook in 1998 gevormd uit de voormalige gemeenten Ruinen, Ruinerwold, de Wijk en Zuidwolde, waarvan ook delen over gingen naar de nieuwe gemeenten Westerveld, Meppel en Hoogeveen,

Het gebied maakt sinds 2000 deel uit van waterschap Reest en Wieden, waarin in 1995 onder meer de waterschappen Wold en Wieden, de Vledder- en Wapserveense Aa, Meppelerdiep, De Oude Vaart, De Wold Aa, Middenveld opgingen.

Woonkernen

* Gemeente Westerveld:
- Voormalige gemeente Diever: Diever, Dieverbrug (deels), Geeuwenburg (deels), Kalteren, Het Moer, Oldendiever, Oude Willem, Ten Darpe, Ten Have, Veenhuizen, Veldhuizen, Wapse, Wateren, Wittelte, Wittelterbrug, Zoerte en Zorgvlied
- Voormalige gemeente Dwingeloo: Boterveen, Dieverbrug (deels), Dwingeloo, Eemster, Geeuwenburg (deels), Holtien, Holtland, Honingvlaken, Leggeloo, Lhee, Lheebroek, Molenstad, Strovledder, Voshaar en Westeinde.
- Voormalige gemeente Havelte: Busselte, Darp, Ettelte, Eursinge, Havelte, Havelterbrug, Het Schier, Holtingen, Paardeweide, Uffelte, Veendijk, Wapserveen.

* Gemeente De Wolden:
- Voormalige gemeente Ruinen: Anholt, Ansen, Armweide, Benderse, De Blanken, Bultinge, Echten, Engeland, Eursinge, Gijselte, Hees, Kralo, Leeuwte, Oldenhave, Rheebruggen, Ruinen, Ruinerdijk, Ruinerweide, Witteveen.
- Voormalige gemeente Ruinerwold: Berghuizen, Blijdenstein, Buitenhuizen, Dijkhuizen, haakswold, Kraloo, Oosteinde, Ruinerwold, Weerwille.
- Voormalige gemeente Vledder: Boergrup, Boschoord, Doldersum, Frederiksoord, Nijensleek, Vledder, Vledderveen, Wilhelminaoord.
- Voormalige gemeente De Wijk: Eemten, Haalweide, Hoge Linthorst, Koekange, Koekangerveld, Noordwijk, Oshaar, de Stapel, Struikberg, De Wijk.
- Voormalige gemeente Zuidwolde:Alteveer (deels), Bazuin, Bloemberg, Braamberg (deels), Drogt, Drogteropslagen, Fort, Kerkenveld, Linde, Lubbinge, Lunsschoten, Middelveen, Nijstad, Nolde, Oud Veeningen, Paardelanden, Pieperij, Schotetrshuizen, Schrapveen, Steenbergen, De Stuw, Ten Arlo, Veeningen, Vuile Riete, De Weide, Wemmenhoven, Zuidwolde.

* Gemeente Meppel:
Broekhuizen, De Kolk, Gorthoek, Havelterberg (westelijke deel), Kolderveen, Kolderveense Bovenboer, Meppel, Nijentap, Nijeveen, Nijeveense Bovenboer, Rogat, Schiphorst.

Landschapsgeschiedenis

Geologie

De landschappen van Zuidwest-Drenthe werden in sterke mate gevormd tijdens de ijstijden. In de voorlaatste ijstijd, het Saalien (230.000 tot 130.000 jaar geleden), werd Noord-Nederland bedekt door een dikke ijskap. Het landijs nam uit Scandinavië rotsblokken, grind en zand mee, die in vermalen vorm achterbleven als keileem. De onvermalen rotsblokken werden later voor de bouw van hunebedden gebruikt. Tussen Coevorden en Steenwijk werden in het Saalien stuwwallen gevormd. De Havelterberg, de Bisschopsberg en de Rug van Zuidwolde zijn hier nog een overblijfselen van. In het Weichselien, de laatste ijstijd, bereikte het landijs Drenthe niet. Door de felle poolwinden werden werd een pakket dekzand afgezet, dat eerst de diepe beekdalen opvulde, maar later vrijwel geheel Drenthe bedekte. In het Holoceen, vanaf 10.000 jaar geleden, stegen de temperaturen en ontstonden bosvegetaties. Langs de westelijke randen van het Drents Plateau en in de slecht ontwaterde dekzandlaagten kwamen bovendien veengebieden tot ontwikkeling. Dit begon 6000 jaar geleden en stopte pas in de Middeleeuwen, door ingrepen van de bewoners.

Vroegste bewoning

Vanaf 3500 v.Chr. vestigden de eerste landbouwers zich permanent op het Drents Plateau, onder meer langs de Vledder Aa. De mensen maakten onderdeel uit van de Trechterbekercultuur, die vooral bekend is vanwege de hunebedden die door ze werden gebouwd. Deze graven werden gevormd uit grote keien en stenen die tijdens de ijstijden vanuit Scandinavië naar Noord-Nederland werden gebracht. Oorspronkelijk waren er waarschijnlijk honderden hunebedden in Drenthe. Daarvan zijn er in Drenthe 54 bewaard gebleven. Van deze 54 hunebedden lagen er 51 op de Hondsrug en op het Noordenveld. Drie zijn er in Dieverderdingspel gevonden: twee op de Havelterberg bij Darp en één ten noordoosten van Diever. Aan de voet van de Havelterberg werd een celtic field gevonden.

Uit later tijd stammen de grafheuvels, die onder meer in het Drents-Friese Wold gevonden zijn. Uit de Bronstijd (1900-800 v.Chr.) dateren grafvelden uit onder meer Havelte, Vledder en Wapse. Uit de periode 1100-500 V.Chr., dus op de overgang van de Bronstijd naar de IJzertijd zijn op het Koelingsveld 318 graven vrijgelegd. Dit grootste kringgrup-urnenveld van Nederland ligt ten zuiden van Doldersum. Dichtbij het Koelingsveld werden nog twee grafheuvels gevonden, plaatselijk bekend als de Generaal en de Majoor. Al deze graven zijn door de bekende archeoloog A.E. van Giffen onderzocht. In vergelijking met andere delen van Drenthe zijn in dit gebied relatief weinig archeologische vondsten gedaan, zeker uit de Romeinse tijd. Zo zijn hier bijvoorbeeld geen veenlijken en veenbruggen gevonden.

Middeleeuwen (800-1500)

De bevolking van Zuidwest-Drenthe nam, net als in heel Drenthe, na de IJzertijd waarschijnlijk mede door migratie af. Het gevolg was dat de heidevelden en bossen weer in omvang toenamen. Pas rond 500 n.Chr. ontstonden er weer nederzettingen met een meer permanent karakter, vooral door de inzet van nieuwe landbouwtechnieken. Het ging om verspreide boerderijen met in totaal slechts enkele tientallen inwoners. Vanuit het Fries-Groningse kustgebied werd Drenthe gekerstend. Tussen 800 en 1000 werden zes oerparochies gevormd: Anloo, Beilen, Diever, Emmen, Rolde en Vries. Diever werd de moederparochie van geheel Zuidwest-Drenthe en hier werd de eerste kerk gebouwd. Diever was het kerkdorp van Dieverderdingspel, een van de uit de parochies voortkomende rechtsgebieden of dingspellen. Drenthe behoorde tot het bisdom Utrecht. Bij Kalteren (ten westen van Diever) zijn de resten van een bisschoppelijk hof teruggevonden. Ook de Bisschopsberg bij Havelte verwijst naar Utrecht. Dat er ook een wereldlijke macht was, bleek uit de restanten van een motte (kasteel) dat nog steeds ten noordoosten van Wittelte staat. De eigenaar heeft er nu een beeld van ‘Witto’ geplaats, de vermeende kasteelheer.

Vanuit Diever werden onder meer de latere kerken van Vledder, Wapserveen en mogelijk ook Noordwolde en Boyl gesticht. Deze laatste twee nederzettingen lagen in de Stellingwerven, die zich begin 14e eeuw van Drenthe en daarmee ook van Dieverderdingspel afscheidden en zich aansloten bij Friesland. Zuidwolde en omstreken behoorde niet tot Dieverderdingspel, maar tot Beilerdingspel. Op dat moment waren er al kerken gesticht in Havelte en Ruinen. In de 12e eeuw volgde een Benedictijner klooster in Ruinen. De abdij was een grootgrondbezitter in Drenthe en de monniken gaven de aanzet tot de ontginning van de veen- en moerasgronden tussen Ruinen en Meppel. Hier ontstonden kerspelen als Ruinerwold, Nijeveen, Kolderveen, Wapserveen en ook Meppel. In de 14e eeuw werd het klooster verplaatst naar Dikninge, ten zuidwesten van De Wijk aan de Reest. Van daaruit werd ontginningswerk richting Broekhuizen verricht. De monniken bedienden een groot gebied, van Ruinen tot aan Beilen en Westerbork. In Dwingeloo, Havelte, Ruinen en Ruinerwold verrezen in de 15e eeuw vier van de zeven grote laatgotische torens die de Drentse Torenfamilie worden genoemd.

Nieuwe Tijd (1500-1800): boeren en adel

Ook na de Middeleeuwen gingen de ontginningen door, waardoor een aantal nieuwe nederzettingen ontstond. De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) was funest voor Drenthe, omdat zij jarenlang strijdtoneel tussen de Spaanse troepen en die van Oranje-Nassau (de ‘Staatsen’) waren. Een derde van de bevolking kwam om en er waren zeer veel verlaten hoeven en erven. Pas tegen het einde van de 17e eeuw herstelde de bevolking zich weer. Zij was na 1600 gedwongen het rooms-katholieke geloof af te zweren ten gunste van het calvinistische protestantisme. De gereformeerden, zoals zij zich toen noemden, gebruikten wel de oude in Romaanse of gemengde Romaans-Gotische stijl opgetrokken kerken van Noordenveld. Het klooster van Dikninge werd afgebroken.

In deze eeuwen heerste er een institutioneel machtsvacuüm in Drenthe. In de andere gewesten van de Zeven Verenigde Nederlanden werd de primaire macht uitgeoefend door de stadhouder, die daarbij op plaatselijk niveau de hulp van de elite inriep. In Groningen en Friesland had elk dorp minimaal een en vaker meer edelen, die hun macht demonstreerden door de bouw van borgen en stinzen. In Drenthe was de drost de hoogste vertegenwoordiger, maar lang niet overal was adel en waren havezaten aanwezig. Drenthe werd dan ook wel gekenschets als een serie boerenrepubliekjes.

In Dieverderdingspel was er een groot verschil tussen het noorden en het zuiden. In de kerspelen Diever en Vledder werd geen enkel voornaam huis erkend als havezate. Dit waren dus echte boerenrepubliekjes. In Havelte stond wel sinds de 14e eeuw het aanzienlijke huis Overcinge, waarvan de huidige vorm in de 17e eeuw gebouwd werd. Het kreeg geen status als havezate en de macht en invloed van de patriciërs was dus hier beperkt. Tegenwoordig zijn er in Havelte nog steeds vrij veel klassieke hallenhuisboerderijen met zijbaanders te zien.
De situatie  was anders in het nabijgelegen kerspel Ruinen, waar vier havezaten waren: het Huis te Ansen, Oldenhave, Rheebruggen en het Huis te Echten. Rond elke havezate  ontstond een gehucht. Bij Meppel stond Vledderinge (Oosterboer) en bij De Wijk Dunningen, terwijl eveneens dicht bij de Reest de Havixhorst te Schiphorst werd gebouwd. Ook Dwingeloo kende vier havezaten: Batinge, Entinge, Oldengaerde en Westrup. Van de achttien Drentse havezaten stonden er dus elf in Dieverderdingspel. Slechts vier van de achttien zijn bewaard gebleven, waarvan drie in Dieverderdingspel: Echten, Oldengaerde en Havixhorst.

Agrarische hoogconjunctuur (1800-1950)

In vergelijking met de kusstreken van Groningen en Friesland was de landbouw in Drenthe en ook Dieverderdingspel weinig gespecialiseerd. Het waren gemengde bedrijven, waar ‘de eeuwige roggeteelt’ als akkerbouwproduct alleen mogelijk werd gemaakt door de verzamelde mest van koeien en vooral schaapskudden. Door de gestage bevolkingsgroei in de vorige eeuwen werden in de 19e eeuw grote delen van de heidevelden en de ‘woeste gronden’ gebruikt voor het hoeden en voeden van de vaak zeer grote schaapskuddes.

De markescheidingen midden 19e eeuw hadden vooral tot doel de gemeenschappelijke heidevelden en veengebieden te privatiseren, opdat deze ‘woeste grond’ werd ontgonnen ten behoeve van de akkerbouw en veerteelt. Via de Drentsche Hoofdvaart – gegraven einde 18e eeuw – en de spoorwegen Meppel-Heerenveen (1868) en Meppel-Groningen (1870) konden de landbouwproducten naar de markt worden afgevoerd. De overschotten waren echter door een gebrek aan mest en vooral kunstmest zo gering, dat deze infrastructuur nauwelijks voor dat doel gebruikt is. 

Een heel aparte ontwikkeling vond plaats in de koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid in de gemeente Vledder. Vanaf 1818 werden hier in het noorden van de gemeente Vledder landbouwkolonies gesticht, resulterend in koloniedorpen Frederiksoord, Willemsoord, Wilhelminaoord en Boschoord. Typerend waren de 430 koloniehuisjes met ongeveer drie hectare grond. Hier verrezen tevens scholen, fabrieken en kerken voor de kolonisten. De koloniën van Weldadigheid kenmerken zich niet alleen door grote ontginningskavels, maar na 1850 ook door de aanleg van omvangrijke bossen, vooral bij Boschoord. Een soortgelijke ontwikkeling vond plaats in het nabijgelegen Wateren en Zorgvlied in de gemeente Diever. Hier werd door particulieren woeste gronden gekocht van de Maatschappij van Weldadigheid en ontgonnen ten behoeve van de landbouw en de bosbouw. Vanaf eind 19e eeuw werd tevens begonnen met de bosbouw op de uitgebreide zandverstuivingen ten noorden van Diever (Berkenheuvel)

Rond 1900 veranderde de situatie. Dit werd vooral veroorzaakt door de geweldige ontwikkeling van de coöperatie in Drenthe. Boeren vormden coöperaties om fabrieksmatig zuivelproducten te vervaardigen en om zaaizaad en kunstmest te kopen. Later kwamen er ook coöperaties voor dorsverenigingen, voor melkcontrole en boerenleenbanken. Vooral het aantal zuivelfabrieken was indrukwekkend. In Rogat bij Meppel werd aan de Hoogeveensche Vaart in 1888 de eerste coöperatieve zuivelfabriek van Drenthe gebouwd. Rond 1900 stonden er in totaal al 27 zuivelfabrieken in het gebied Dieverderdingspel. Door concentratie en fusies daalde dat aantal overigens snel.

Door het toenemende gebruik van kunstmest na 1900 steeg de gemiddelde welvaart van de agrariërs in het Dieverderdingspel. Zowel akerbouw als veeteelt profiteerde van de nieuwe marktgerichtheid. Diever bijvoorbeeld, werd binnen Drenthe het belangrijkste centrum voor de varkenshouderij en biggenfokkerij. Dit kwam onder meer tot uiting in de bouw van kapitale boerderijen en villa’s. Dit waren hallenhuisboerderijen, soms met voorgeplaatst dwarshuis en stookhok. Ook burgers lieten imposante woningen bouwen, zowel in het centrum van de dorpen als aan de uitvalswegen. Dorpen als Diever, Havelte, Ruinen, Ruinerwold en Zuidwolde verloren daarmee hun karakter als puur brinkdorp. In Diever, Havelte, Ruinen en De Wijk zijn koren- en industriemolens bewaard gebleven, terwijl Vledder en Nijeveen nog betrekkelijk recent een van elders overgebrachte molen kregen.

Actuele vraagstukken

Meppel, enige stad van Zuidwest-Drenthe, heeft geen overwegend agrarisch karakter. Al had het twee zuivelfabrieken en ook twee molens. In de 19e eeuw ontstond hier op een kruispunt van water-, land- en spoorwegen een levendige industrie, met als belangrijkste de farmaceutische fabriek Brocades en Stheeman. De stad zat lange tijd binnen de grachten in een keurslijf en kon daardoor niet uitbreiden. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog begon de uitleg met de bouw van een ziekenhuis bij Oosterboer. Na de Tweede Wereldoorlog werd mede door steun van de rijksoverheid de industrie uitgebouwd. Meppel telt nu zes bedrijventerreinen en is met nieuwbouwwijken als Oosterboer, Koedijkslanden, Slingenberg en Berggierslanden uitgegroeid tot een regionaal stuwende kern met meer dan 32.000 inwoners.

Na de Tweede Wereldoorlog begon de mechanisatie en schaalvergroting in de Drentse landbouw. De landbouwpercelen lagen in de Drentse Zuidwesthoek zeer versnipperd, zodat een rationele bedrijfsvoering nauwelijks mogelijk was. Ruilverkaveling was daarvoor de beste oplossing, ook omdat er tegelijkertijd verbeteringen aan de infrastructuur en de waterstaat mogelijk waren. Nijeveen en Kolderveen boven Meppel waren er vroeg bij. Hier werden tussen 1960 en 1970 de kavels in het zeer slotenrijke gebied verbreed en vrijwel alle singels langs de smalle percelen opgeruimd. Hiermee ontstond een open gebied, terwijl uit de dorpen twintig boerderijen van de dorpen werden verplaatst naar het ruilverkavelingsgebied. In Vledder werd een aantal boerderijen verplaatst naar de rand van het dal van de Vledder Aa. In latere ruilverkavelingsplannen kwam er meer aandacht voor beschermde gebieden voor natuur, cultuurhistorie en landschap.

In het ruilverkavelingsblok Diever was de recreatie een belangrijk aspect. Hier werden fiets-, ruiter- en wandelpaden aangelegd. Na de Tweede Wereldoorlog steeg het toerisme in Drenthe en zeker ook het gebied Dieverderdingspel sterk. Campings, kampeer- en bungalowterreinen schoten als paddenstoelen uit de grond. Niet alleen bij de bossen en heidevelden van Diever en Vledder, ook bij Ruinen, Ruinerwold, Havelte, Uffelte, Koekange, de Wijk en Zuidwolde. Bij Dwingeloo was dat vooral aan de noordrand van het Dwingelderveld. Bovendien werden op veel plaatsen bij boerderijen kleine SVR-campings ingericht. De laatste decennia werden bovendien op diverse locaties golfterreinen aangelegd, zoals bij Koekange, Havelte, Ruinen en Diever. Ten behoeve van het natuur- en cultuurtoerisme werd in 1991 het Nationaal Park Dwingelderveld en in 2000 het Nationaal Park het Drents-Friese Wold geopend. De ruilverkaveling Zuidwolde ging na veel gesteggel niet door.

Er waren ook andere redenen om landbouwgrond een nieuwe bestemming te geven. Kort na de Tweede Wereldoorlog werd bij Havelte een uitgebreid militair oefenterrein in gebruik genomen. De bijbehorende Johannes Postkazerne ligt precies aan de andere kant van de provinciegrens met Overijssel. Aan de oostzijde van het gebied werd de snelweg A28 aangelegd. De meeste landbouwgrond rond de grotere dorpen werd echter ingezet voor de bouw van nieuwbouwwijken. Op de essen van Vledder, Diever, Havelte, Uffelte, Dwingeloo, Ruinen, Ruinerwold, Koekange, De Wijk en Zuidwolde werden compacte wijkjes gebouwd. Veel van deze plaatsen huisvestten forenzen van en naar Assen, Hoogeveen en Meppel. Anderzijds bleven kleine plaatsen als Zorgvlied, Doldersum, Frederiksoord, Nijensleek, Wittelte, Ansen, Berghuizen, Veeningen en Nolde vrijwel onveranderd. Hier werden alleen de oudere woningen soms vervangen door nieuwe. Woningbouw in het Reestdal wordt zoveel mogelijk voorkomen.

Thema's

Nationale parken Dwingelderveld en Drents-Friese Wold  

In 1989 werd door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij het eerste Nationaal Park in Nederland aangewezen, Schiermonnikoog. Dit was een beschermd natuurgebied volgens internationale richtlijnen. Eerder al, in 1930 en 1934, werden door particulieren al twee nationale parken gesticht, Veluwezoom en de Hoge Veluwe. Ook in Drenthe ontwaakte vroeg het inzicht dat niet alle heide- en moerasterreinen moesten worden ontgonnen. Na een inzamelingsactie op initiatief van de bekende natuurbeschermer Jac. P. Thijsse kon daardoor de Vereniging Natuurmonumenten in 1930-1931 de eerste 700 hectare van het westelijke heidedeel van het Dwingelderveld aankopen. Ruim tien jaar later verwierf Staatsbosbeheer de Kraloërheide en het hoogveengebiedje Holtveen, onderdeel van de Dwingeloosche Heide. Op de noordelijke delen van het Dwingelderveld werden in deze periode op de heide en de stuifzandgebieden productiebossen aangelegd.

In 1991 werd het Dwingelderveld aangewezen als Nationaal Park. Voorwaarde was dat het park minstens 1000 hectare telde. Dat was geen probleem, want Dwingelderveld heeft in totaal 3700 hectare en is het grootste en belangrijkste natte heidegebied van West-Europa. De A28 is de oostgrens van het park. Alleen het Terhorsterzand en de Moraine benoorden Spier werden door de snelweg van de rest van het park afgesneden. Het park is in beheer bij Staatsbosbeheer en Vereniging Natuurmonumenten, terwijl er nog enige grond eigendom is van particuliere eigenaren. Pas in 2007 werd de agrarische enclave Noordenveld aangekocht. Sindsdien kan het hele gebied de oorspronkelijke hoge waterstand terugkrijgen. Van Nationaal Park Dwingelderveld is ruim 40% heide en ruim 50% bos. Twee schaapskudden begrazen het veld, terwijl op de Dwingeloosche Heide Simmenthalers en op de Kraloër Heide Blonde Aquitaines, beide een soort runderen, de vergrassing tegen gaan. In het gebied zijn drie bezoekerscentra (Ruinen, Lhee en Spier) en aan de rand van het park staat een zestig jaar oude radiotelescoop. In juli 2012 werd begonnen met de aanleg van een ecoduct over de A28, om zo een verbinding met het Terhorsterzand te creëren.

In 2008 opende Nationaal Park Drents-Friese Wold haar groene deuren. Al in 1996 wees de minister het Drents-Friese Woud aan als Nationaal Park-in-oprichting. Het had nogal wat voeten in de aarde om het gebied ook daadwerkelijk als natuurgebied te bestemmen. Toch werden belangrijke delen van het Nationaal Park al in de 19e eeuw al beschouwd als een soort natuurterreinen. In de loop der eeuwen was er tussen Diever en Appelscha een groot stuifzandgebied ontstaan, dat alleen nog door schaarse schapenkuddes werd bezocht. Andere delen, zoals de westkant van de Dieverderdingspel, bestonden uit heidegebied. Vanaf 1860 probeerde de Maatschappij van Weldadigheid deze niet meer om te zetten in landbouwgrond, maar in bosgebieden. Tussen Vledder en Zorgvlied ontstond zo een groot productiebos, dat de naam Boschoord kreeg. Ook de omgeving van Zorgvlied en Wateren werd bebost, ditmaal door particulieren. Het stuifzandgebied Dieverder Zand ten noorden van Diever werd vanaf diezelfde tijd veranderd in het bosrijke landgoed Berkenheuvel, in totaal rond 1900 al bijna 1000 hectare. Alleen het Doldersumse Veld bleef een aaneengesloten heidegebied.

Aan de overzijde van de provinciegrens, ten zuiden van Appelscha, lag eveneens een stuifzandgebied, met de naam Aekingerzand of Kale Duinen. Het was eind 19e eeuw al een toeristische attractie van belang. Vanaf begin 20e eeuw begon Staatsbosbeheer hier grote productiebossen van lariksen en sparren aan te leggen. In de jaren twintig startte deze dienst in het kader van de werkverschaffing ook met de aanleg van bossen in de gemeenten Diever en Smilde. Er bleven enkele veenplassen bewaard, zoals Vosseveen, Oldeveen, Snoekveen en Beuzeveen. Opvallend was de enclave Oude Willem, onderdeel van het Dieverderveld, die tussen 1910 en 1940 werd ontgonnen en een agrarische bestemming kreeg. Vooral na de tweede Wereldoorlog werd het gebied ontdekt door de toeristen en er ontstonden veel campings en bungalowcomplexen. In de jaren zeventig werd op instigatie van Staatsbosbeheer de verblijfsrecreatie geconcentreerd in Zorgvlied, Diever, Hoogersmilde, Zorgvlied en Vledder.

Vanaf de jaren zeventig werd nagedacht over een nationaal park in Dieverderdingspel. Dat bleek een lastige opgave. Het gebied lag in twee provincies (Drenthe en Friesland) en vier gemeenten (Ooststellingwerf, Smilde, Diever en Vledder). Vier instanties – Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Het Drents Landschap en de Maatschappij van Weldadigheid – beheerden de natuurgebieden, terwijl ook nog enige honderden hectares in bezit was van particulieren. Agrariërs uit Oude Willem en Aekingerbroek vreesden bovendien dat zij hun bedrijven moesten staken en bewoners van de omringende dorpen waren bang voor al te veel hekwerken en andere belemmeringen. Uiteindelijk lukte het dan toch. Het Nationaal Park Drents-Friese Wold, zoals de naam op het allerlaatste moment werd, was op dat moment 6100 hectare groot. Staatsbosbeheer bezat 4150 hectare, Natuurmonumenten 950 hectare, Het Drents Landschap 450 hectare, de Maatschappij van Weldadigheid 200 hectare en diverse particulieren 400 hectare. Eind 20e eeuw werd het brongebied van de Vledder Aa en de Tilgrup hersteld. In 2001 werden twee bezoekerscentra geopend, in Terwischa bij Appelscha en bij Diever. Schotse Hooglanders en Schoonebeeker schapen begrazen weer het Doldersummer Veld. Bij het Aekingerzand en het Doldersummer Veld staan uitkijktorens.

Literatuur

K. Bouwer, Cultuurlandschapsvormen aan de westzijde van het Drents Plateau. Groningen, 1970

J. Bos et al. (red.), Geschiedenis van Diever. Zuidwolde, 1992

H. Dekker, Natuurgids Nationaal Park Dwingelderveld. Assen, 1997

J.H.H. Elerie, Weerbarstig land: een hostorisch-ecologische landschapsstudie van Koekange en de Reest. Groningen, 1998

M.A.W. Gerding (red.), Geschiedenis van Meppel. Meppel, 1991

M.A.W. Gerding, Over de Reest: de gebouwde cultuur in het Reestdal, van ingetogen naar zelfbewust. Zwolle, 2002

M.A.W. Gerding, Canon van Westerveld. Kennismaking met cultuur en historie. Assen, 2009

H. Gras (red.),  Achter de Aa. Geschiedenis van Vledder. Vledder, 1997

H. Gras (red.), Tweestromenland: geschiedenis van De Wijk. Ruinen, 1998

B. Hanskamp, Canon van de Drentse landschapsverkaveling. s.l., 2009

M. van der Heide en G.E. de Vries, Nationaal Park Drents-Friese Wold. Gevormd door mens en natuur. Assen, 2010

L. Huizing, Zuidwolde zoals het was. Zuidwolde, 1997

C.A. Kloosterhuis, De bevolking van de vrije koloniën der Maatschappij van Weldadigheid. Zutphen, 1981

W. Nijstad, Ruinerwold: rondgang door het verleden. Ruinerwold, 1991

W.J. Ponne, Meppel in de twintigste eeuw. Meppel, 1999

M. Roscam Abbing, De nationale parken van Nederland: natuur om te koesteren. Utrecht, 2008

W. Schackmann, De proefkolonie. Amsterdam, 2006

Organisaties en Links

www.np-dwingelderveld.nl

www.np.drentsfriesewold.nl

www.natuurmonumenten.nl

www.gemeentewesterveld.nl

www.dewolden.nl

www.meppel.ml

www.dwingelseigen.nl

www.dorpdwingeloo.nl

www.diever.nl

www.gemeentediever.nl

www.dorpvledder.nl

www.fledderkerspel.nl

www.oudmeppel.nl

www.maatschappijvanweldadigheid.nl

www.havelte.nl

www.historiehavelte.nl

www.ruinen.nl

www.stichtinghistorievanruinen.nl

www.ruinerwold.nl

www.historieruinerwold.nl

www.uffelte.com

www.nijeveenonline.nl

www.historischeverenigingnijeveen.nl

www.dewijk.info

www.zuidwolde.nl

www.oudheidkamerzuidwolde.nl

www.webringreestdal.nl