Foto's

 (Klik op een foto om te vergroten)
Geesbrug, Kanaalweg
Gees, detail van schuur
Photos provided by Panoramio. Photos are under the copyright of their owners.

Introductie

Auteur: Gerben de Vries 

Van oorsprong is Hoogeveen, zoals de naam al aangeeft, een hoogveengebied. Tegenwoordig is dit deelgebied aan de grens met de provincie Overijssel landschappelijk verdeeld in de groeistad Hoogeveen en de diverse veenkoloniën ten oosten en zuiden hiervan. Het deelgebied wordt doorsneden door de Hoogeveensche Vaart, die vanuit Meppel ten zuiden van Hoogeveen loopt en vervolgens onder de naam Verlengde Hoogeveensche Vaart naar Emmen gaat. De westelijke grens wordt gevormd door de A28. Ten zuiden van Hoogeveen doorsnijdt de N37 van Meppel naar Emmen het deelgebied.

Door de vervening is het landschap uitermate rechthoekig. Ten behoeve van de vervening werden wijken en vaarten aangelegd, zoals het Nieuwe Kanaal, de Luchiesvaart en de Middenraai in het noordelijke gedeelte en de Derde Wijk en de Calkoenswijk in het zuiden.
In het noorden ligt ontginningsdorp Witteveen.

Kenmerken en Bijzonderheden

  • Streekdorpenlandschap op veen/veenkoloniaal landschap
  • Stedelijk landschap (Hoogeveen) met nieuwbouwwijken en bedrijventerreinen
  • Veenkoloniale dorpen (Tiendeveen, Nieuweroord, Noordscheschut, Hollandscheveld, Zuideropgaande, Elim en Nieuw Moscou)
  • Ontginningsdorp (Witteveen)
  • Rechte kanalen: Hoogeveensche Vaart, Verlengde Hoogeveensche vaart, Linthorst Homankanaal, Nieuwe Kanaal, Middenraai, Luchiesvaart
  • Rechte wijken: Machinewijk, Johanneswijk, Corneliawijk (alle onder Nieuw-Balinge), Vlotwijk, Singel Kattenburg (Tiendeveen), 4e wijk, 5e wijk (Nieuweroord), Derde wijk (Noordscheschut), Negende wijk (Hollandscheveld), Calkoenswijk (Elim)
  • Rechthoekig patroon van wegen (zuidelijk deel)
  • Geen brinken, zoals gebruikelijk in ‘veen-Drenthe’
  • Saksische (Hallenhuis) en krimpboerderijen
  • Recreatiegebied/natuurgebied Schoonhoven (Hollandscheveld)

Landschapsopbouw


Het landschap van deelgebied Hoogeveen is het eindresultaat van jarenlange vervening. In het westen werd bij de latere nederzetting Hoogeveen begin 17e eeuw begonnen met het afgraven van de veengrond ten behoeve van de ‘export’ van turf. Met dat doel werd eerst de Nieuwe Grift (1627) naar Meppel gegraven, later de Hoogeveensche Vaart genoemd. Twee verschillende veencompagnieën begonnen vervolgens met de vervening, de ene rond Hoogeveen, de tweede bij Moscou tegen de provinciegrens. Hoogeveen ontwikkelde zich in de loop der tijd tot een regionaal centrum en werd in de 19e eeuw de grootste plaats van Drenthe. Na Emmen is het nog nu nog steeds de grootste ‘stad’ van de provincie.

Ten zuiden van de Hoogeveensche Vaart ontstonden bij Hollandscheveld en Elim in de 18e eeuw nederzettingen van veenarbeiders en neringdoenden. Begin 19e eeuw werden op de uitgeveende gronden hier al bossen geplant, die nu tot de oudste van Drenthe behoren. Deze bossen vormen nu een onderdeel van het recreatiegebied Schoonhoven.
Na het graven van de verlengde Hoogeveensche Vaart in 1860 kwamen er ook dorpen als Noordscheschut en Nieuweroord aan het water te liggen. De vervening ging steeds verder zuidwaarts, totdat de provinciegrens werd bereikt. Het gevolg was een uitermate rechthoekig wijkenstelsel.

Ook ten noorden van de Verlengde Hoogeveensche Vaart verrezen na 1860 nederzettingen. Ten noorden van dit turf-afvoerwater werd de Middenraai gegraven en ontstond het dorp Nieuw-Balinge. Hetzelfde gebeurde met Tiendeveen, dat ook een verbinding met de Vaart kreeg. Hier ontstond een noord-oost gericht wijkenstelsel. In het verlengde van de Middenraai ontstond ver in het noorden de veenkolonie Witteveen. De N.V. Ontginnningsmaatschappij Het Lantschap Drenthe ontgon hier vanaf 1925 maarliefst 1700 hectare in werkverschaffing. Hier werden boerderijen en arbeiderswoningen gebouwd. Tevens werd een 167 ha groot naaldbos aangelegd. Bij Witteveen liggen twee kleine campings en een bungalowcentrum van Landal.

Indeling

Het deelgebied Hoogeveen behoort tot de gemeenten Hoogeveen en Midden-Drenthe (Witteveen). In het Provinciaal Omgevingsplan 2004 behoort deelgebied Hoogeveen bij gebied Zuidwest.

Het gebied maakt sinds 2000 deel uit van waterschap Reest en Wieden, rechtsopvolger van waterschap Riegmeer (1965-1995) en Wold en Wieden (1995-2000).


Woonkernen

Elim, Hollandscheveld, Hoogeveen, Nieuweroord, Nieuw Moscou, ‘t Noorden, Noordscheschut, Zuideropgaande, Witteveen.

Landschapsgeschiedenis

Geologie

Het deelgebied Hoogeveen was vanouds een hoogveengebied. De meeste Drentse venen werden gevormd in het Holoceen, tussen 6000 en 3000 v.Chr. . Het was een natte periode en het veen werd gevormd in de stroomdalen die vanaf het Drents Plateau in westelijke en zuidelijke richting liepen. Door het stijgen van het grondwater werd de zandgrond steeds natter en er ontstonden meerstallen. In deelgebied Hoogeveen waren dat onder het Grote Meer en het Riegmeer. Hoogveen bestaat vooral uit veenmos, dat op zijn beurt weer voor 90% uit water bestaat. De hoge venen waren daarom ook altijd ontoegankelijke hoogveenmoerassen.

Vroegste bewoning en Middeleeuwen

Aan de randen van de hoogveenmoerassen zijn hier nauwelijks archeologische sporen gevonden. Bewijzen van permanente bewoning zijn er evenmin.

In de Middeleeuwen was deelgebied Hoogeveen bezit van de markegenoten van Steenbergen en Ten Arlo, twee buurtschappen in het kerspel Zuidwolde. Het betrof hier in totaal ruim 6300 hectare, dat in het westen afwaterde via het Echtener Diepje en de Reest en aan de oostzijde via het Loodiep. Tot het kerspel Beilen behoorden de Drie Venen, later Tiendevenen genoemd, gezamenlijk bezit van de markegenoten van Spier, Drijber en Wijster (1800 hectare). De eigenerfde boeren van Mantinge en Balinge in het kerspel Westerbork op hun beurt waren in bezit van de Westerbork en Broek Venen (1800 hectare). In de drogere perioden weidden zij hier hun vee, vooral op die plekken in het hoogveengebied waar heidevelden waren ontstaan. Zo werd De Weide in het zuidwesten van het deelgebied al in de Middeleeuwen gebruikt als weidegebied. Zowel De Weide als de plaats waar nu Hoogeveen ligt behoorden tot een leengoed van de Heer van Ruinen. De boeren maakten hier nog geen turf, want dat konden zij in verband met de vervoersmogelijkheden beter dichterbij huis doen.

Nieuwe tijd (1600-1800)

De sterke economische groei van de Nederlandse gewesten ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog (1658-1648) – vooral in Holland en dan vanzelfsprekend vooral Amsterdam - bracht een enorme vraag naar fossiele brandstof met zich mee. Ondernemers richtten zich al snel op Noord-Nederland, waar bijzonder grote hoogveengebieden lagen. De Smilder venen waren het eerste gebied in Drenthe waar op commerciële wijze turf voor de Hollandse markt werd gestoken. Het hoogveengebied van deelgebied Hoogeveen volgde kort daarna.

In 1551 kocht de Drentse Drost Reinolt van Burmania de Meppense venen, onder meer bij de latere plaatsen Elim en Nieuw Moscou. Tot verveningsactiviteiten kwam het voorlopig niet. Ruim zeventig jaar later, in 1625, sloot jonkheer Roelof van Echten een overeenkomst met de markegenoten van Steenbergen en Ten Arlo. Hij kreeg het grootste deel van hun veengebied in ruil voor het graven een vaart. De grenzen van dit gebied waren overigens onbekend. Toen het was opgemeten bleek dat om ongeveer 5000 morgen ofwel 5000 hectare ging. Van Echten vormde in 1631 samen met vier andere zakenpartners de Compagnie van 5000 Morgen, waarvan 3000 hectare overigens in de Meppense venen lag. Meteen werd begonnen met het graven van een vaarweg voor de afvoer van turf, de latere Hoogeveensche Vaart.

In 1633 werd de Compagnie van de 5000 Morgen opgedeeld in de Hollandsche Compagnie, de Bentincks Compagnie en de Adellijke Compagnie, waarvan de laatste van Van Echten zelf was. In dat jaar verrezen ook de eerste huizen in de snel groeiende plaats die de naam Hoogeveen kreeg. Hier bij het Kruis werd een hoofdwijk in zuidoostelijke richting gegraven. Van daar uit – vanuit wat naar de Hollandsche Compagnie het Hollandsche veld werd genoemd – werd weer een hoofdwijk in zuidelijke richting gegraven, het Zuider Opgaande in de richting van de grens met Overijssel. Dwars op deze hoofdwijk werden talloze wijken in oostelijke richting gegraven. Het zuidelijkste punt werd pas in 1770 bereikt. Zestien jaar later vestigden zich de eerste bewoners in Elim. De compagnieën kwamen door verkoop en vererving steeds meer in particuliere handen.

Begin 19e eeuw heerste er lange tijd malaise in het veen. Op de uitgeveende gronden kwam nog geen landbouw tot bloei en daarom werden veel braakliggende gronden bebost. Dat was onder meer het geval bij Hollandscheveld. In het midden van de eeuw werd turf weer een veelgevraagde brandstof en de vraag naar aan te snijden venen steeg navenant. De aanleg van de Verlengde Hoogeveensche Vaart naar de Emmer venen in 1860 was daarbij van doorslaggevend belang. Eerder al, in 1849, hadden de markegenoten van Westerbork en Broek hun veengebied aan een groep particuliere investeerders verkocht, de Maatschappij tot Exploitatie der Westerborker en Broekvenen. Die liet naar het noorden de Middenraai graven, dat aansloot bij de Hoogeveensche Vaart. Op het kruispunt van deze waterwegen ontstond de veenkolonie Nieuweroord, terwijl verderop aan de Middenraai de kolonie Nieuw-Balinge gestalte kreeg. Ten westen hiervan groef men een andere hoofdwijk noordwaarts en hier verrezen aan de Hoogeveensche Vaart Noordscheschut en verderop aan de hoofdwijk Tiendeveen. Beide veengebieden kwamen enkele decennia later voor een belangrijk deel in bezit van de familie Rahder.

Het dorp Hoogeveen werd in de 19e eeuw uitgebouwd tot een plaats met stadse allures. Tegen het einde van de eeuw waren ook in het buitengebied bosbouw en landbouw ontwikkeld. De eerste leidde tot houthandels, de tweede tot een veemarkt en de bouw van een coöperatieve zuivelfabriek (de latere Kaasfabriek DOC). Voorts waren er in en rond Hoogeveen turfstrooiselfabrieken, steenfabrieken en kalkbranderijen. Hoogeveen was door de scheepvaart de grootste binnenhaven van Nederland geworden. Na 1880-1890 werd er evenwel veel minder verveend in deelgebied Hoogeveen. De meeste turven kwamen sindsdien uit de venen van Zuidoost-Drenthe, die voor een deel langs de Hoogeveensche Vaart naar het Westen werd afgevoerd. De bewoning concentreerde zich rond 1900 nog voornamelijk langs de Hoogeveensche Vaart en de twee straten die deze vaarweg diagonaal kruisten. De spoorweg Meppel-Assen-Groningen (1870) liep een eindje noordelijk langs het dorp, dat de grootste plaats van Drenthe was geworden. Deze groei zette zich in de 20e eeuw door. De tuinbouw kwam in de buitendorpen tot ontwikkeling, terwijl een veiling- en tuinbouw-gerelateerde industrie in Hoogeveen werd gevestigd. Ook kwam er het ziekenhuis Bethesda.

Actuele vraagstukken

Na de bevrijding in 1945 begon de ontwikkeling en groei van Hoogeveen tot stedelijk knooppunt pas goed. Vanaf einde jaren veertig werden de belangrijkste kanalen en wijken in het centrum van de ‘stad’ gedempt. Voor het verkeer werden hierdoor brede en rechte wegen gecreëerd. Mede door het beleid van de rijksoverheid vestigden zich hier talloze dependances van grote bedrijven, zoals Philips, Fokker, Standard Electric, kartonnage- en papierfabrieken, confectiebedrijven en diverse transport- en (bio)chemische bedrijven. Bekend werd ook de fabriek van Kip Caravans. Hoogeveen kreeg zelfs een klein vliegveld. Met de A28 kreeg de plaats een goede verbindingen met de rest van Nederland en dankzij de A37 ook met het zuidoosten van Drenthe.

Hoogeveen onderging een metamorfose van veenkoloniaal dorp naar groeikern. In het noorden gingen enkele buurtschappen op in de stad, zoals ’t Klooster, Stadterij, Noord en Achterom. In het oosten werden Krakeel en in het zuiden de Sloot bij Hoogeveen gevoegd. Vanaf de jaren zestig verrezen er nieuwe woonwijken. In het westen waren dat ten westen van de A28 achtereenvolgens De Weide en Schoonvelde met recreatiegebied Schoonhoven, en vervolgens Schutlanden, Kinholt, Trasselt en Erflanden. In het zuiden werden de wijken Venesluis en Zuid gebouwd, in het oosten Krakeel en Wolfsbos. De industriewijken Toldijk, Noord, Stadterij en De Wieken bevinden zich in ten noorden van het centrum. Sinds korte tijd is er ook het bedrijvenpark Buitenvaart in het zuidoosten. De stad is daardoor de buitendorpen Noordscheschut en vooral Hollandscheveld dicht genaderd. De Hoogeveensche Vaart werd zuidwaarts om Hoogeveen geleid.

De ruimtelijke ontwikkeling van de buitendorpen van deelgebied Hoogeveen verliep heel anders. Hollandscheveld (4400 inwoners) en Noordschschut (1800 inwoners) liggen nu vlakbij de buitenwijken van Hoogeveen. De bewoners gingen vanaf de jaren vijftig van de 20e eeuw in de Hoogeveense industrie werken en bleven meestal in de oude nederzettingen wonen. De bebouwing bestond aanvankelijk uit linten langs kanaal of hoofdwijk, maar voor de bewoners werden nu aparte wijkjes gebouwd. Dit veroorzaakte kernvorming (De Boeten), al wonen in Hollandscheveld aan de Riegshoogtendijk en het Zuideropgaande nog veel mensen buiten het dorp zelf. Dwars op de weg het Zuideropgaande ligt het buurtschap Zuideropgaande. Ten zuiden daarvan ligt Nieuw-Moscou en samen hebben zij ruim 500 inwoners. Elim, een dorp in het zuidoosten van het deelgebied, heeft een zeer rechthoekig verkavelingspatroon. Aan dit netwerk van wegen wonen nog steeds veel mensen. Elim, met in totaal bijna 2500 inwoners, heeft toch een dorpskern gekregen.

Nieuweroord, aan de Verlengde Hoogeveensche Vaart, heeft slechts ruim 500 inwoners. Na de Tweede Wereldoorlog gingen veel mannen en vrouwen in de industrie in Hoogeveen werken. Aan de Middenraai wonen nog vrij veel inwoners, maar dat is veel minder het geval aan het Nieuwe Kanaal. Bij de kruising van Verlengde Hoogeveensche Vaart en Middenraai is een bescheiden kern gevormd. Tiendeveen kent 800 inwoners. Het is deels een boerendorp gebleven, terwijl er ook veel forensen in Hoogeveen werken. Ook hier is tussen Westerlaan en Kerkweg en tussen Molenweg en Kanaal Westzijde een bescheiden kern ontstaan.

Thema's

Witteveen

Rond 1900 lag ten oosten van Balinge en Mantinge het onaangeroerde Witte Veen, op de grens met Aalder- en Mepperveld in de gemeente Zweeloo. Na de Eerste Wereldoorlog heerste er grote werkloosheid in de Zuidoost-Drentse venen. Daarom werd door CdK J.T. Linthorst Homan in 1924 de N.V. Ontginningsmaatschappij Het Lantschap Drenthe opgericht. Deze diende vooral om de werkloosheid te bestrijden door middel van de ontginning van woeste gronden. Gemeenten konden aandelen kopen en vooral het door werkloosheid van veenarbeiders geteisterde Emmen kocht veel van deze aandelen. In 1925 kocht de maatschappij 600 hectare van het moerassige gebied het Witte Veen. Besloten werd hier een nieuw dorp te laten bouwen door werklozen en velen van hen kwamen uit de gemeente Emmen. Voor de ontwatering werd een kanaal gegraven dat aansloot op de tot dan toe tot Balinge lopende Middenraai. In 1926 werd gestart met de bouw van 50 arbeiderswoningen, alsmede een aantal boerderijen. Door de Stichting Opbouw Drenthe werd hier ook een buurthuis gebouwd en al snel verrezen er ook een lagere school (de Linthorst Homanschool) en een hervormd en een gereformeerd kerkje. Ten oosten van de nederzetting werden door Staatsbosbeheer productiebossen aangelegd, met daarin twee plassen (waaronder de Stobbenplas). Het jongste dorp van Drenthe kende in de jaren zestig en zeventig moeilijke tijden door de bevolkingskrimp. Sinds de bouw van het multifunctionele gebouw De Tille in 1980 – tegelijkertijd school, dorpshuis en sportzaal – gaat het echter een stuk beter. Er werd een aantal nieuwe woningen voor jonge bewoners gebouwd. Nabij Witteveen liggen de verblijfsaccommodaties ‘Het Witteveen’ en ‘De Imkerhof’ en camping ‘de Horizon’.

Literatuur

H. Gras en F. Nijstad (eindred.), Geschiedenis van Hoogeveen 1815-1975. Amsterdam/Meppel, 1995

M.A.W. Gerding, Vier eeuwen turfwinning: de verveningen in Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel tussen 1550 en 1950. Wageningen, 1950

J.L. Havinga, Hoogeveen toen en nu : de ontwikkeling van veendorp naar provinciestad. Zaltbommel, 1994

Historische Vereniging Westerbork, Witteveen 1926-2001 : ontstaan en ontwikkeling : wonen en werken in het jongste dorp van Drenthe. themanummer 2001

Historische Kring Nieuweroord, Nieuweroord 1850-2000. Nieuweroord, 2001

L. Huizing, Hoogeveen, van Echten's Morgenland : gestalten en evenementen uit oud-Hoogeveen. Hoogeveen, 1976

L. Huizing, Veranderend Hoogeveen : kwart eeuw in vogelvlucht : 1984-2009: 25 jaar Historische Kring Hoogeveen. Hoogeveen, 2009

S. Koster-Klomp, Niet door kracht... : honderd jaar geschiedenis van de Christelijke Gereformeerde Kerk Nieuweroord/Nieuw-Balinge 20 mei 1907-20 mei 2007. Nieuw-Balinge, 2007

A.A. Metselaar, Het ontstaan van Elim. Elim, 1986

B. Rengers, 50 jaar Witteveen. Westerbork, 1976

A.A. Metselaar, Leven en werken te Elim-Hollandscheveld. Hoogeveen, 1993

G. van de Weerd et al., Kerels van het hoge veen. Hoogeveen, 2006

A.J. Wichers, Leven en werken te Elim-Hollandscheveld. Assen, 1959