Foto's

 (Klik op een foto om te vergroten)
nieuw petgat inTwijzelermieden
Gariper opfeart
Hoogteverschillen bij het Bergumermeer
Nyegea
Wâldhûske
Halepaden rond Damwoude
Molen de Olifant, Burdaard
Leidijk langs Jilt Dijksheide
Reid om 'e Krite
Over
Photos provided by Panoramio. Photos are under the copyright of their owners.

Introductie

Auteur: Gerben de Vries 

De Noordelijke Friese Wouden tussen Dokkum en Drachten wijken sterk af van het ‘traditionele’ beeld van het Friesland als terpen- en merengebied. Hier liggen zandgronden met coulisselandschappen, waarin houtwallen en elzensingels het landschap een intiem en bosrijk karakter geven. Het gebied is in feite de noordwestelijke helling van het Drents Plateau en sluit aan bij de iets meer reliëfrijke Zuidoosthoek. Van oudsher waren deze zandgronden arm en dunbevolkt. De verveningen, ook in dit gebied, zorgden voor een sterke bevolkingsgroei. Na de Tweede Wereldoorlog groeiden de Noordelijke Friese Wouden uit tot het dichtstbevolkte deel van Friesland. Drachten is qua bewonersaantal de tweede plaats van de provincie.


De Noordelijke Friese Wouden worden in het noorden begrensd door deelgebieden Oostergo en Lauwersland en in het zuidwesten door Het Lage Midden en De Veenpolders. In het zuiden ligt deelgebied De Zuidoosthoek en in het oosten het Groningse deelgebied Westerkwartier.
Elzensingels bij Triemen (www.toonbeeldbank.nl)
www.toonbeeldbank.nl/ Frans de Vries

Kenmerken en Bijzonderheden

  • Heide- en hoogveenontginningslandschap
  • Streekdorpenlandschap op zand
  • Heidedorpen
  • Weg- of streekdorpen met opstrekkende verkaveling (in het noorden vooral)
  • Stedelijk landschap: Drachten
  • Kop-rompboerderijen en Woudboerderijtjes (Woudhuisjes, Wâldhúskes, nog bewaard in onder meer Houtigehage, Suameer, Broeksterwoude en Harkema)
  • Houtwallen en elzensingels
  • Natuurgebied: onderdeel Nationaal Landschap Noordelijke Friese Wouden
  • Natuurterreinen: Rinsumageester Bos, Vermaningsbos (Damwoude), hakhoutbosjes Griekenland en Turkije (Oenkerk), Ottema Wiersmareservaat/Sippenfennen (ten westen van Veenwouden), moerasgebied het Houtwiel (tussen Broeksterwoude en Veenwoude), Ritske Bosch (Bergum)
  • Pingoruines: bij Augustinusga, Drogeham, Drachten, Bergum, Twijzel, Hoogzand, tussen Drogeham en Surhuisterveen, tussen Zwaagwesteinde en Buitenpost, Kollumerzwaag, Surhuizmermieden, Twijzelermieden
  • States en stinzen: Schierstins (Veenwouden), Staniastate (Oenkerk), De Klinze (Oudkerk), Rinsmastate (Driesum).
  • Tuinen: botanische tuin De Kruidhof (Buitenpost)
  • IJstijdenmuseum Buitenpost
  • Vliegveld (Airstrip Drachten)

Landschapsopbouw

Het zuiden van deelgebied de Noordelijke Friese Wouden is een westelijke uitloper van het Drents Plateau, net als het gehele deelgebied Zuidoosthoek. Het is een zandgebied, doorsneden door beekdalen. Tussen de zandruggen Drachten-Ureterp-De Wilp en Drachten-Drachtstercompagnie-Opende ligt een beekdal waar het Oude Diepje door stroomt. Andere zandruggen zijn Oostermeer-Drogeham, Eestrum-Twijzel-Kollumerzwaag, Bergum-Veenhouden, Damwoude-Dokkum (Dokummer Wouden) en een laatste zeer lage zandrug is te vinden bij Oudkerk-Oenkerk-Giekerk (de Trynwâlden). Tussen deze zandruggen lag hoog- en laagveen, dat de laatste twee eeuwen werd verveend. De hoogste zandruggen zijn ruim 5 meter + NAP (ten noorden van Ureterp). Zij worden steeds lager, tot net boven NAP in De Trynwâlden in het noordwesten. Alleen een klein stukje van de Dokkumer Wouden (bij Damwoude) ligt enkele meters hoger. De uitgeveende beekdalen liggen gemiddeld enkele decimeters beneden NAP.

Op enkele hogere percelen wordt akkerbouw bedreven, maar 95% van de beschikbare agrarische ruimte wordt gebruikt als weideland. De vorm van verkaveling is overal verschillend. Ten oosten en zuidoosten van Drachten (gemeente Opsterland) is er sprake van ruime blokverkaveling in noord-zuid-richting. Ten noorden noordoosten van Drachten is de kavelrichting vanuit Drachten bepaald en daarom oost-noordoostelijk. Bij Opeinde en Oudega (Sm.), Suameer en Garijp lopen de kavels naar het noorden, vanuit de Smalle Ee en de Wijde Ee. Ten noordoosten van het Bergumermeer, tussen Oostermeer en  Kootstertille-Drogeham-Harkema is het coulissenlandschap met de houtwallen het best bewaard gebleven., net zoals tussen Zwaagwesteinde, Buitenpost en Kootstertille. In het oosten van het deelgebied, op de mieden van de laaggelegen nederzettingen Boelenslaan, Surhuisterveen, Surhuizen, Augustinusga en Gerkesklooster is er sprake van lange, smalle kavels in alle richtingen. De Trynwâlden hebben een eigen karakter, met blokverkaveling aan weerszijden van de linten.  De Dokkumer Wouden (Damwoude, Broeksterwoude, Driesum en Wouterswoude) hebben evenzeer smalle kavels, terwijl Rinsumageest ten westen en Westergeest en Oudwoude ten oosten van de Dokkumer Wouden weer blokverkaveling kent.  Bij Eestrum ligt een dekzandrug waarop een es is gelegen. Deze es vormt een van de weinige opvallende dekzandruggen in het over het algemeen reliëfarme Friese dekzandlandschap.

Indeling

Deelgebied de Noordelijke Friese Wouden behoort tot de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadeel, Smallingerland en Tietjerksteradeel.

Deelgebied de Noordelijke Friese Wouden behoort sinds 2004 tot Wetterskip Fryslân.

In het Streekplan Fryslan 2007 (‘Om de kwaliteit fan de Romte) ‘wordt deelgebied de Noordelijke Friese Wouden gerekend tot de gebieden Midden-Fryslân, Noordoost-Fryslân en Zuidoost-Fryslân.

Woonkernen

Gemeente Achtkarspelen: Augustinusga, Boelenslaan, Gerkesklooster/Stroobos, Buitenpost, Drogeham, Harkema, Kootstertille, Surhuizum, Surhuisterveen, Twijzel, Twijzelerheide.
Gemeente Dantumadeel: Broeksterwoude, Damwoude,  De Valom, Rinsumageest, Roodkerk, Sijbrandahuis, Veenwouden, Wouterswoude, Zwaagwesteinde
Gemeente Smallingerland: De Wilgen, De Tike, Drachten, Drachter Compagnie, Goëgahuizen, Houtigehage, Kortehemmen, Nijega, Opende, Oudega, Rottevalle, Smalle Ee. Gemeente Tietjerksteradeel: Bergum, Eestrum, Eernewoude, Garijp, Giekerk, Hardegarijp, Molenend, Noordbergum, Oenkerk, Oudkerk, Oostermeer, Rijperkerk, Suameer, Suawoude, Tietjerk, Wijns.
Twijzelermieden (www.toonbeeldbank.nl)
www.toonbeeldbank.nl/ Frans de Vries

Landschapsgeschiedenis

Geologie

Ook het landschap van de Noordelijke Friese Wouden werd gevormd door de ijstijden. Tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien (250.000-120.000 jaar geleden) werd geheel Friesland bedekt door dikke lagen ijs. Gletsjertongen schuurden voor het vanuit Scandinavië schuivende ijs brede, ondiepe dalen uit. Een daarvan was de Boorne, die naar de latere Waddenzee uitstroomde. In de Friese Wouden werd een laag keileem afgezet. Uit Scandinavië werd ook de Blauwe Stien (op de grens van het Oude riet bij Buitenpost (www.toonbeeldbank.nl)dorpsgebied van Oudega en Nijega) en 9200 kilo zware zwerfkei (granaatporfier) van Drachten meegevoerd. Bij de laatste ijstijd, het Weichselien (tot 11.000 jaar geleden) bereikte het ijs Nederland niet, maar door de koude poolwinden kwam er een laag dekzand over het keileem. De drie belangrijkste keileemplateaus, die van noord naar zuid lopen, zijn die van Damwoude-Driesum-Westergeest, Zwaagwesteinde-Eestrum-Twijzel- Buitenpost-Kollum, Oostermeer-Hoogzand-Harkema-Drogeham- Surhuizum. Zij werden doorsneden door afwateringsgeulen. In deze periode ontstonden bovendien bij Bergum, Twijzel en tussen Drogeham en Surhuisterveen pingo’s. Daarna volgde het warmere Holoceen, waar in de natte en lage delen (vooral aan de randen van het Drents-Friese Plateau en langs beekdalen) veen werd gevormd. De riviertjes stroomden noordwaarts (Lauwers, Zwemmer, Oude Riet) of westwaarts (Lits en de latere Wijde Ee) naar lagere delen af. Naar het westen liep ook de Drait naar de Smalle Ee. Door de stijgende grondwaterspiegel ontstond later hoogveen, een proces dat rond het begin van de jaartelling voltooid was. Aan de lagere randen van het gebied zette de zee dunne laagjes klei af.

www.toonbeeldbank.nl/ Frans de Vries

Vroegste bewoning

In het Paleolithicum (Oude Steentijd, een lange periode die 10.000 jaar geleden eindigde) en het Mesolithicum (Middensteentijd, 8800-5300 v.Chr.) werden de Noordelijke Friese Wouden veelvuldig bezocht door jagers, rendierjagers vooral. Hun sporen zijn op diverse plaatsen tergugevonden, onder meer bij Buitenpost, Houtigehage, Zwaagwetseinde, Zwagerbosch, Oostermeer en Suameer. Een tijdelijke nederzetting werd bij het meer De Leijen getraceerd. Een grote hoeveelheid vuurstenen artefacten werden bij Opeinde gevonden. Rond 4000 v.Chr. werden de jagers en verzamelaars voortaan boeren, die in permanente nederzettingen verbleven. Dit gebeurde vanzelfsprekend eerst vooral op de hoger gelegen keileemruggen.
De Trechterbekercultuur, die in Drenthe de hunebedden oprichtten, liet haar sporen (vooral stenen bijlen) na bij Houtigehage, Rottevalle, Drachten, De Wilgen, Opende en de Egbertsgaasten bij Nijega. Uit de daarop volgende Bronstijd (3000-800 v.Chr.) werd onder meer een vuurstenen dolk bij Drachtstercompagnie teruggevonden. Van de standvoetbeker- of enkelgrafcultuur (2800-2400 v.Chr.) zijn vondsten uit de Egbertsgaasten, Buitenpost en Zwaagwesteinde bekend, onder meer hamerbijlen. Door de veenvorming liep de menselijke aanwezigheid hier wel steeds verder terug. Wel zullen op hogere zandruggen mensen gewoond hebben, zoals bleek uit een grafheuvel en scherven ten oosten van Drachten.
 

Middeleeuwen

Vanaf 700 v.Chr. wierpen op de kwelders van Westergo boeren terpen op om droge voeten te houden en even later ook in Oostergo. Door de grote bevolkingsdruk richtten kolonisten zich al snel op de met een dun laagje klei bedekte veenranden van midden en oostelijk Friesland. In de Volksverhuizingstijd (300-400 n.Chr.) woonden er nauwelijks mensen in dit gebied, maar nadien kwamen er groepen nieuwe bewoners. In de achtste eeuw werden zij door verovering (Slag bij de Boorne, 734) onderdeel van het Frankische rijk. Twintig jaar later werd na de dood van de missionaris Bonifatius bij Dokkum in 754 serieus werk gemaakt van de kerstening van de Friezen. Opmerkelijk is de vondst van de ‘Muntschat van Terwispel’ uit het midden van de 8e eeuw, ten tijde van de beginnende kerstening dus. Hier werden 161 zilveren munten met onder meer afbeeldingen van het hoofd van de Germaanse god Wodan gevonden. In deze periode steeg de bevolking ook weer sterk.

In de 10e eeuw trokken de bewoners van de kleikweldergebieden massaal het veen in, ook naar de Noordelijke Friese Wouden. De vraag naar landbouwgrond en de stijging van de temperatuur – waardoor de natte veengebieden per boot toegankelijk werden – waren hiervan de oorzaak. Op grote schaal werd het veen ontwaterd om het geschikt te maken voor landbouw, zoals ook het regelmatige patroon van de verkavelingssloten liet zien. Dit is in het gebied tussen De Veenhoop en Drachten, aan weerszijden van de Wijde Ee, nog goed herkenbaar. Dit was een voorbeeld van een rivierontginning, zoals op hun beurt Bergum en Suameer op de noord- en zuidoever van de Smalle Ee ontstonden. De verkaveling stond loodrecht op de waterloop. Een andere vorm was een randveenontginning. Vanuit de lijn Leeuwarden- Ternaard werd vanuit de dorpen van Oostergo via opstrekkende verkaveling het hoogveen steeds verder ontgonnen. Zo lag Damwoude in de opstrek van Ternaard, Akkerwoude in de opstrek van Blija en een van de Trynwâldster dorpen als Giekerk in die van Cornjum. In de loop der tijd verschoven sommige van deze nederzettingen, waardoor dorpsrestanten en oude kerkhoven achterbleven. De oudst bewaard gebleven kerken uit deze periode zijn die van Rinsumageest en Oudega, uit eind 11e eeuw.

Na 1200 hielden ook kloosters zich bezig met ontginning in deelgebied de Noordelijke Friese Wouden. Een van de oudste was Klaarkamp bij Rinsumageest, die op haar hoogtepunt 2500 ha (waaronder het eiland Schiermonnikoog) bezat. Van hieruit werden een dochterklooster gesticht op de ‘woeste gronden’ bij Gerkesklooster. Dat ontwikkelde zich tot een gelijknamige nederzetting, een van de acht kerspelen van dit gebied (Achtkarspelen). Klaarkamp verveende ook bij Veenwouden en Bergum, zoals kloosters uit Oostergo (Hallum, Aalzum, Dokkum) in dit gebied veen haalden voor hun steenbakkerijen. De hofmeester van Klaarkamp woonde overigens op een stins bij Veenwouden, de Schierstins. Bij Damwoude, Oudwoude, Bergum en Smalle Ee verrezen in de Middeleeuwen eveneens kloosters. Naast de geestelijken die de eerste kerken bedienden hielden zij zich ook bezig met de zielzorg voor de kolonisten, die na verloop van tijd gewoon inwoners van deze nieuwe gronden werden. Ook bij deze kolonisten waren de riviertjes de ontginningsas. Vanuit de Lauwers bijvoorbeeld werden de gronden ontgonnen die later, ver van de waterloop zelf, bij de nederzetting Surhuizum hoorden, zoals Augustinusga vanuit de Oude Riede werd verveend. Waar deze twee verkavelingen op elkaar stuitten, werd een zeven kilometer lange kaarsrechte scheidslijn getrokken, het Homeer. Deze is nog steeds zichtbaar in het landschap.

Nieuwe Tijd (1500-1800)

De Noordelijke Friese Wouden werden vanuit het noorden en noordwesten ontgonnen en bevolkt. Nederzettingen in het noorden van het deelgebied als Rinsumageest, Dantumawoude (nu Damwoude), Roodkerk,Giekerk en Bergum hadden al in de 12e eeuw een stenen kerk gekregen. Later in de Middeleeuwen volgden dorpen als Drogeham, Buitenpost, Surhuizum, Twijzel en Ureterp. Net als bij de kerken in Oostergo zijn het vaak imposante kerken met bijzondere torens (gemetselde spits of juffertoren te Surhuizum) of zadeldaktorens.

Ook na 1500 ging de ontginningsexpansie door. Aanvankelijk werd vanuit bestaande nederzettingen steeds meer veen omgezet in cultuurgrond. Ten tijde van de Opstand of de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) groeide de economie van de Nederlanden en met name de Hollandse steden (Amsterdam) snel. De vraag naar de brandstof turf was enorm en al snel kwamen de veengebieden in Noord-Nederland in aanmerking voor grootschalige, commerciële vervening. Dat vereiste in de eerste plaats een goede afvoerweg en daarom werden door Hollandse en Friese ondernemers opdracht gegeven tot het graven van onder meer de Drachtstervaart en later de Drachtster Compagnonsvaart (of Bakkeveenstervaart), alsmede het hergraven van de Lits. Zo ontstonden nederzettingen als Drachten en Surhuisterveen. Drachten bestond eerder uit twee nederzettingen, die in 1742 met de bouw van de Grote Kerk op de huidige locatie gefixeerd werd. Ook Leeuwarder ondernemers roerden zich in het hoogveen, vooral in de driehoek Suameer, Oostermeer, Opeinde. Als gevolg van de verveningen ontstond, na het uitbaggeren van het laagveen, in de 18e eeuw het meer De Leijen.

De afgeveende grond transformeerde het landschap van de Noordelijke Friese Wouden. Hier ontstonden evenwel niet zoals in De Veenpolders overal natte en drassige gebieden, op het meer De Leijen na dan. Door de veenafgraving waren lange, smalle percelen ontstaan. Op de zandgronden boven N.A.P. werden die niet door in de zomer droogvallende sloten maar door houtsingels van elzen gescheiden. Voor een snelle afwatering waren aan weerszijden wel greppels gegraven, vooral op plekken waar het ondoordringbare keileem aan de oppervlakte kwam. De houtsingels dienden als veekering en voor boerengeriefhout. Na 1700 werden ook houtwallen (boomwallen) met maximaal 1 a 2 meter hoge eiken en berken aangelegd. Deze zijn vrijwel uitsluitend te vinden tussen Buitenpost en Zwaagwesteinde en dan zuidwaarts in de driehoek Eestrum-Oostermeer-Drogeham. De combinatie van een slagenlandschap (lange, lineaire percelen) en een coulisselandschap (elzen en houtwallen) gaven de Friese Wouden al vroeg een uniek, intiem karakter.

Dat laatste werd al snel onderkend en ontdekt door de adel en de stedelijke elite. Vanaf eind 17e eeuw vestigden zij zich, in de noordelijke delen vaak op de locaties van eerdere stinzen, op voorname huizen met parken. Vooral in de betrekkelijk dicht bij Leeuwarden gelegen dorpenreeks de Trynwâlden stonden talloze van deze states of buitenplaatsen, zoals het onder de rook van Dokkum liggende Damwoude en Rinsumageest er ook diverse telde. Van de tientallen buitenplaatsen zijn alleen die van Veenwouden (de van oorsprong 13e eeuwse Schierstins), Oenkerk (Stania State), Oudkerk (De Klinze) en Driesum (Rinsmastate) in sterk verbouwde vorm bewaard gebleven. Na het verdwijnen van het Friese stadhouderlijke hof van Leeuwarden naar ’s Gravenhage in 1747 vertrok een belangrijk deel van de elite naar andere plaatsen in Nederland. States werden afgebroken of veranderd in boerderijen. Van een aantal van hen is zelfs de exacte locatie niet meer bekend.

Moderne Tijd (1800-1950)

In tegenstelling tot Holland bleef de economie van Friesland in de eerste helft van de 20ste eeuw bloeien. Dat stond in schril contrast met het verdwijnen van de adel uit Friesland, zeker na de grondwetswijziging van 1848. Vaak behielden ze wel de grond, maar lieten in plaats van de afgebroken state een boerderij bouwen. Daardoor drukten absenteïsme en pacht zwaar op de Friese landbouw. In 1848 ook veranderden de grietenijen in gemeenten en begon de gestage opmars naar het algemeen kiesrecht. Veel lokale nijverheid verdween naar de stad, maar de echte klap moest nog komen. De Noordelijke Friese Wouden was een van de weinige gebieden in Friesland die minder zwaar door de landbouwcrisis (1878-1895) werden getroffen. Op hun schrale zandgrond hadden de meeste boeren op hun woudboerderijtjes maar een paar koeien en daardoor nauwelijks toegang tot de markt. De knoeierijen in exportproduct boter troffen hen daarom ook veel minder dan de andere veeboeren van Friesland. Wel had de akkerbouw ook in de Noordelijke Friese Wouden te maken met concurrentie van Amerikaans en Russisch graan. De meeste akkerbouwers waren echter al eerder overgegaan op de productie van cichorei en vlas, vooral in de noordelijke gemeente Dantumadeel. De cichoreiverbouw verdween echter grotendeels na 1880-1900, toen de koffie uit Brazilië ook goedkoop werd .

De crisis in de veehouderij – vooral de boterbereiding – werd uiteindelijk met succes bestreden. In 1879 werd het Friesch Rundveestamboek opgericht, om de kwaliteit van de veestapel te verbeteren. In Veenwouden werd in eveneens in 1879 de eerste particuliere zuivelfabriek van Nederland gesticht, Freia, aan de nieuwe spoorweg tussen Leeuwarden en Groningen. Enkele jaren later volgde vanuit Warga (pal ten westen van deelgebied De Noordelijke Friese Wouden) de opmars van de coöperatieve zuivelfabrieken, die een betere kwaliteit boter leverden dan die van de boerderij zelf. Voor de kleine boeren in de Noordelijke Friese Wouden was dit een uitkomst. In het deelgebied verrezen vanaf eind 19e eeuw ruim twintig ‘boterfabrieken’: in Akkerwoude (nu Damwoude), Augustinusga, Bergum, Buitenpost, Drachten, Drachtster Compagnie, Garijp, Gerkesklooster, Giekerk, Kootstertille, Oenkerk, Oostermeer, Oudega, Oudwoude, Rinsumageest,. Rottevalle, Suameer, Surhuisterveen, Surhuizum, Twijzel, Veenwouden.. Het was de triomf van de coöperatieve gedachte, waar niet alleen gezamenlijk kunstmest en zaaigoed werd aangekocht, maar ook allerlei coöperatieve verenigingen werden opgericht. Slotstuk was de bouw van coöperatieve boerenleenbanken in de grotere dorpen, zoals Garijp-Bergum, Murmerwoude (nu Damwoude), Rinsumageest, Surhuizum en Twijzel-Buitenpost. De Friese Maatschappij van Landbouw liet in 1899 een proefveld aanleggen in Suameer en hier werd al snel het wereldberoemde aardappelras Bintje ontwikkeld. Na enkele decennia van welvaart werd de landbouw door de grote economische crisis van 1929-1940 opnieuw zwaar getroffen, maar dat gold voor vrijwel alle sectoren en voor het gehele land.

Het is geen wonder dat nederzettingen als Kollumerzwaag, Twijzelerheide, Broeksterwoude, Rottevalle, Harkema, Houtigehage en Zwaagwesteinde geen zuivelfabrieken hadden. Het waren zogeheten ‘heidedorpen’, nederzettingen die ontstonden op na de vervening overblijvende heide- en veenrestanten. Hier overheersten na 1800 arbeiders de boeren in aantal, al zouden velen van hen kleine boeren worden. In Friesland was er, anders dan in Groningen en Drenthe, geen verplichting de uitgeveende grond aan te maken tot cultuurgrond.
De mensen woonden in woudboerderijtjes of spitketen (plaggenhutten) op wat rond 1900 de ‘arme Friesche heide’ werd genoemd. In de gemeente Achtkarspelen lagen van noord naar zuid de dorpen Harkema, Boelenslaan en Houtigehage. Door de afwezigheid van een reguliere en religieuze gemeenschap zoals in andere dorpen werd Harkema bij toeval overwegend communistisch, zoals Boelenslaan socialistisch en Houtigehage gereformeerd werden. Ondanks deze verschillen stonden de ‘heidsjers’ allen nog lang bekend om hun ruwe levenswijze.

Actuele vraagstukken

Ruilverkavelingen

Na de Tweede Wereldoorlog werd van overheidswege schaalvergroting in de landbouw nagestreefd, onder meer om de nationale voedselvoorziening veilig te stellen. Ruilverkaveling was daarvoor een nuttig instrument. Ook in Friesland en dan vooral in de Wouden hadden de agrariërs vaak kleine percelen (kavels), terwijl het patroon van sloten en houtwallen een moderne efficiënte bedrijfsvoering in de weg stond. In 1953 kreeg het dorp Rottevalle een belangrijke rol in dit ruilverkavelingsproces.

Rottevalle, 6 km ten noorden van Drachten, lag tot de grenswijziging in 1943 in drie gemeenten, Smallingerland, Tietjerksteradeel en Achtkaspelen. Tien jaar later werd Rottevalle aangewezen als ‘voorbeelddorp’. Met ervaringen in Frankrijk en de Verenigde Staten als basis begon de Landbouwvoorlichtingsdienst een experiment. Dit hield in dat gestart met een intensieve, integrale voorlichting van zowel boeren als boerinnen over de ruilverkaveling. Ook werden werktuigcoöperaties en gemeenschappelijke onkruidbestrijding opgestart. Dertig boerenfamilies deden in Rottevalle mee. Het fungeerde ook als modeldorp om moderne ontwikkelingen in de landbouw te exposeren en twee maanden per jaar konden bezoekers van buiten nieuwe zaken als loopstallen en moderne kippen- en varkensstallen bewonderen. Het experiment liep tot 1956.

Na 1960 kwam het inzicht, eerst vooral bij de overheid en de beleidsmakers, dat bij een ruilverkaveling niet alleen de agrarische belangen uitgangspunt moesten zijn. Mede op basis van de ervaringen in Rottevalle werden voortaan Streekplannen uitgewerkt, waarin het toekomstige grondgebruik aangegeven werd en naast de boerenbelangen ook die van recreatie en natuur, woningbouw, industrie en infrastructuur werden meegewogen. Na de Landinrichtingswet van 1985 kreeg de natuur een veel belangrijkere rol. Tot de jaren tachtig werden bijvoorbeeld ten noorden en oosten van Drachten in 70 tot 80% de percelen gescheiden door houtwallen. Door de ruilverkaveling verdwenen veel van deze belemmeringen voor grootschaliger grondgebruik, maar werd tezelfdertijd de aandacht op deze in cultuurhistorische en natuurlijke opzichten belangrijke elementen gevestigd. Er zijn nu nog 700 kilometer houtwallen in de Noordelijke Friese Wouden bewaard gebleven.

Drachten

Na de Tweede Wereldoorlog zette de rijksoverheid zich ook voor de industrialisatie in agrarische streken als middel tot verbetering van de werkgelegenheid. Er werd voorzien werd dat de mechanisatie van de landbouw een grote uittocht van landarbeiders zou impliceren. Met name in de Friese Wouden, waar veel kleine boeren werkten, werd een grote uitstoot verwacht. In dit ‘ontwikkelingsgebied’ waren er specifieke ‘probleemdorpen’ als Zwaagwesteinde, Twijzelerheide, Noordbergum, Harkema-Opeinde, Boelenslaan, Suameer, Haulerwijk, Ureterp en Oudega. Voor hen moest plaatsvervangende werkgelegenheid gecreëerd worden en dat diende in de eerste plaats door een actieve industriepolitiek te gebeuren. In het noorden werden onder meer Stadskanaal, Emmen en Drachten aangewezen als groeikernen.

Drachten kende een vliegende start met de komst van een scheerapparatenfabriek van Philips in 1950. Dat kwam mede omdat directeur Frits Philips een vakantiewoning in het nabijgelegen natuur- en watersportgebied De Alde Feanen bezat! De plaats, die toen 10.000 inwoners, zou door Philips en andere industriële bedrijven explosief groeien. Philips zelf had in 1960 al 2500 werknemers. Voor al deze nieuwe inwoners moesten woningen gebouwd worden. In rap tempo werden nieuwbouwwijken uit de grond gestampt, zoals die met de drie Tjaardaflats van 14 verdiepingen hoog aan de oostrand van het dorp. Drachten kreeg een stedelijk aanzien. In de jaren zestig kreeg het daardoor een rastervormige uitstraling. De Vaart was gedempt en in het nieuwe centrum werden onder meer de Lawei en een winkelcentrum gebouwd. De plaats kreeg een betere scheepvaartverbinding met het Prinses Margrietkanaal en door middel van Rijksweg 43 (nu de A7) een betere wegverbinding met Heerenveen en Groningen. Philips kreeg hier zelfs een eigen vliegveld, de airstrip Drachten. Drachten telde in 1975 al 35.000 inwoners en werd daarmee de tweede ‘stad’ van Friesland. Momenteel heeft het 45.000 inwoners.

Thema's

Nieuwe dorpen in de 20ste eeuw

Bijzonder merkwaardig – in vergelijking met de rest van Friesland – is dat in deelgebied de Noordelijke Friese Wouden in de 20ste eeuw diverse nieuwe dorpen zijn ontstaan. Sommige daarvan bleven overigens een buurtschap. De Zwarte Weg werd al in de 16e eeuw aangelegd om hoofdstad Leeuwarden te verbinden met de buitenplaats van de stadhouder Toutenburch tussen Rijperkerk en Tietjerk. In Zwartewegsend staat ook de in 1844 villa Vijversburg met het Bos van Ypey, een publiek toegankelijk landgoed met beeldende kunst. Het grenst inmiddels aan het recreatiegebied ten oosten van Leeuwarden. Een iets noordelijker gelegen buurtschap werd wel dorp. Ten oosten van Oenkerk werd eind 19e eeuw een vlasfabriek gebouwd, bij het meertje Zwarte Broek. Hier ontstond een buurtschap Molenend met een lagere school, een café en een aantal verengingen. Officieel behoorde het tot Oenkerk, maar al in 1926 had Molenend een eigen vereniging Dorpsbelangen, waar het oostelijk gelegen Roodkerk zich bij aansloot. Hoewel het in Friesland regel was dat een buurtschap pas een dorp kon worden als het een kerk bezat, verleende de gemeente Tietjerksteradeel in 1948 Molenend de status van dorp.

De arts Nicolaas Ypey die op Vijversburg in Zwartewegsend woonde, startte midden 19e eeuw ook met de ontginning van de Bergumerheide, eveneens in de gemeente Tietjerksteradeel. Hij stichtte de nog bestaande boerderijen Veldlust en KleinVeldlust, waar tientallen landarbeiders werk vonden. Hier werd onder ander cichorei en vlas verbouwd. Er kwam een school en het buurtschap breidde zich uit. Tot 1930 behoorde de buurtschap bij Bergum, hoewel Veenwouden veel dichterbij lag. In dat jaar werd het een zelfstandig dorp Noordbergum en groeide uit tot een flinke dorp van meer dan 2200 inwoners nu.
Het nieuwste dorp in het deelgebied is Damwoude. Ten zuiden van Dokkum lagen tot diep in de 20ste eeuw op een zandeiland op een rij de dorpen Akkerwoude, Murmerwoude en Dantumerwoude. Ofwel de Dokkumer Wouden. Het behoorde tot de gemeente Dantumadeel, waarvan niet Dantumawoude maar eerst Rinsumageest en sinds 1881 Murmerwoude de hoofdplaats was. In de loop van de 20ste eeuw werd heidedorp Zwaagwesteinde de grootste nederzetting en daarom meenden de inwoners dat het gemeentehuis daar naar toe moest verhuizen. Om dit de voorkomen werd in 1971 uit Dantumawoude, Akkerwoude en Murmerwoude het nieuwe dorp Damwoude gevormd, maar de drie eerste letters van de oude dorpsnamen. Met ruim 5500 inwoners is het nieuwe Damwoude nu inderdaad iets volkrijker dan Zwaagwesteinde.

Nationaal Landschap de Noardlike Fryske Wâlden

Het landschap op de noordwestelijke rand van het Drents Plateau, de driehoek tussen Drachten, Leeuwarden  en Dokkum, is uiterst gevarieerd. Naast de talrijke oude en nieuwe dorpen en gehuchten zijn er twee grote meren (Bergumermeer en Oude Leijen), houtwallen (dykswâlen), elzensingels, dobben en pingo(ruines)´s. In het noorden ligt kleigrond, maar het grootste deel van dit coulisselandschap bestaat uit zandgrond. In december 2006 kreeg het de status van Nationaal Landschap. De provincie Fryslân en de vijf gemeenten met de Noardlike Fryske Wâlden binnen hun grenzen – Achtkarspelen, Dantumadiel, Kollumerland, Tytsjerksteradiel en Smallingerland – gingen een samenwerkingsverband aan om het unieke karkater van dit gebied te behouden en te versterken. Anders dan Nationaal Landschap Zuidwest-Fryslân is het geen aaneengesloten gebied. Het grootste deel ligt tussen Dokkum en Drachten en ten westen daarvan zijn er nog wat losse stukken.

Het beheer kwam in handen van de vereniging NFW (Noardlike Fryske Wâlden of in het Nederlands: de Noordelijke Friese Wouden). Dit is een koepelorganisatie van zes verenigingen voor natuur- en landschapsbeheer ten behoeve van haar leden. De leijen (www.toonbeeldbank.nl)Dit zijn VALD (Vereniging Agrarisch Landschapsbeheer Dantumadeel’, IKG (It Kollumer Grien), W&F (Wâld en Finnen), VEL (Vereniging Eastermar’s  Lânsdouwe), VANLA (Vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer in Achtkarspelen) en SMEL (Vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer ‘Smelne’s Singellân’). De verenigingen wil zowel de belangen van de landbouw als het cultuurhistorische landschap en de natuurwaarden behartigen. De vereniging NFW vertegenwoordigt ongeveer 850 agrariërs met 40.000 hectare grond en steeds meer burgers. Zij combineert agrarisch ondernemen met de instandhouding van natuur en landschap Op het terrein van natuurbehoud beheert zij 10.500 hectare weidevogelgebied, 4000 hectare foerageergebied voor ganzen, 800 hectare ´botanisch beheer´. Op het gebied van de cultuurhistorie ziet de NFW toe op 150 kilometer houtwal, 1500 kilometer elzensingels, terwijl de honderden dobben (drinkpoelen) en pingo(ruines) eveneens beschermd worden. De landbouw steunt dit doel door onder meer forse ´emissiereducties´. Bij Oostermeer is bijvoorbeeld de Vereniging Eastermars Lânsdouwe actief. Door zuiniger om te gaan met mineralen wordt hier de verzuring van houtwallen en elzensingels tegengaan.
www.toonbeeldbank.nl/ Frans de Vries

Literatuur

P.S.G. Asmussen, Pingoruines in het Landinrichtingsproject Twijzel-Buitenpost: gemeente Achtkarspelen: een archeologisch onderzoek. Amsterdam 2003.

L. Atsma, De Rottefalle troch de ieuwen hinne, deel 1 en 2. (De Rottefalle 1985 en 2010).

R.P., Atsma, Oostermeer en zijn verleden; Een tocht per fiets door Oostermeer; Per fiets door Tietjerksteradeel en Achtkarspelen. Oostermeer 1990.

F. Banga, Smallingerland: verleden en heden. Groningen 2000.

G. Bastiaan et al., 75 jaar dorpsbelangen Tietjerk, 1910-1985. Tietjerk 1985.

G.E. van der Bei, 100 jaar een Dorpsbelang van/voor Zwaagwesteinde, 1898-1998. Zwaagwesteinde 1998.

K.J. Bekkema et al., Geschiedenis van Oudega (Smalingerland). Oudega 1990.

C. Berghoef et al., Canon van de geschiedenis van Smallingerland. Drachten 2010.

J.J. de Boer en F. van der Meer, Veldgids landschapselementen Noardlike Fryske Wâlden. Beetsterzwaag 2004

J.Y. de Boer, Griemmank út Aldwâld’s ferline. Oudwoude 1983.

B. Boersma, Woudboerderijtjes: kleine boeren op de Friese zandgrond. Leeuwarden 2010.

S. Bos et al., Later is vroeger niet mooier: Houtigehage, een impressie van heden en verleden. Houtigehage 1991.

Otto Brinkkemper, De Mieden: een landschap in de Noordelijke Friese Wouden. Utrecht 2009.

M.A. de Bruin, De Tike? Waar ligt dat?: een sociaal, cultureel en historisch overzicht van een klein, onbekend, maar niet onbetekenend dorpje in de Friese Wâlden. De Tike, 1993 (3e aangevulde druk).

P. van der Bij, Boerderijen in Dantumadeel. Dantumadeel 2004.    

S. van der Bij, Rinsumageast: de grutte feroaring. Rinsumageest 2012.

F. Dam, Drachten van toen naar nu: 350 jaar leven, wonen en werken. Drachten 1990.

J.H. Dantuma, Wouterswoude-Driesum. Driesum/Wouterswoude, 2000.

P. Datema, Suawoude: (bijgenaamd Kanaan). Drachten, 1971.

K.M. Dekker, Enkele agrarisch-structurele ontwikkelingen in het ruilverkavelingsgebied Garijp-Wartena tussen 1959 en 1980: een vergelijking met omringende gebieden. Den Haag, 1982.

K.M. Dekker, De landbouw in het ruilverkavelingsgebied Drachten. Den Haag, 1991.

H. Doevendans, 100 jier hin en wer waarts: tussen Drachten en De Veenhoop. De Wilgen, 1998.

L.H.F. en J. Douma, Toponimen en wat fierder sammele is oer Burgum. Bergum, 1995.

W. Duinkerken, Van onder de klokslag van Rinsumageest en Sijbrandahuis. Rinsumageest, 1979.

J. Dijkstra et al., Smelne’s Erfskip. Het erfgoed van Smallingerland. Drachten, 2000.

J. Dijkstra en K. Wolters, Uit de geschiedenis van Smalle Ee, De Wilgen en Buitenstvallaat. s.l., 2002.

J. Faber, Het eiland Trynwâlden : onderzoek naar de geomorfologie en zwerfstenen van de Trynwâlden. Giekerk, 2008.

J. Frieswijk (eindred.), Waar blijft de tijd: 1000 jaar Friese Wouden. Zwolle, 2007-2009.

D. de Graaf, Achtkarspelen, mensen door de tijd. Kollum, 2006.

K.R. Henstra en A. Jager, Opgravingen in Tytsjerksteradiel. Bergum 1996.

S. Hoeksma, Boerderijen met hun bewoners en andere bijzonderheden in Drogeham en het oude Harkema-Opeinde in de periode van 1640 tot aan het begin van de 20ste eeuw. Buitenpost, 2007.

S. Hoeksma, Achtkarspelen: rond de tweesprong van Lauwers en Oude Ried. Leeuwarden, 2012.

K.J. Huisman, Friese stinzen en states, De Schierstins Veenwouden. Leeuwarden, 1991.

A.A. Jaarsma, Uit het album van Tietjerksteradeel. Leeuwarden, 1992.

L. Jansma, Uit het album van Dantumadeel. Leeuwarden, 1992.

G.Th. Jensma, 'Tot aandenken aan mijne moeder': filantropie en grootgrondbezit te Swarteweisein 1650-1892-1992. Leeuwarden, 1992.

J. van Kammen, Zwaagwesteinde, 2000, de Westereen. Zwaagwesteinde, 2000.

H. en F. Kielstra, Tussen Leijen en Legauke : honderd jaar wel en wee van Opeinde: 1901-2001. Opeinde, 2001.

Y. van Koeveringe, Oerjagers in Noordoost-Fryslân: Achtkarspelen in de tijd van Neanderthalers en rendierjagers. Hoorn, 2006.

Y. van Koeveringe, Van wildernis tot Smallingerland. Friese venontginningen in de middeleeuwen en latere turfwinning rond Drachten. Hoorn, 2008.

Y. van Koeveringe, Zwerfstenen in Fryslân : de erfenis van de ijstijden rond Buitenpost. Hoorn, 2008.

J. van der Kooi, 750 jaar Gerkesklooster Stroobos: een herinnering. s.l., 1992.

R.M. Kooistra et al., Jistrum 750 jier: in doarp yn 'e Wâlden. Eestrum, 1981.

E. Koonstra-Koop, Noordbergum. Noordbergum, 1985.

A.Th. Krikke en A. Liemburg, De problematiek van de houtwallen, met name in de Friese Wouden. Groningen, 1981.

Y.B. Kuiper, De Klinze: het leven op een buitenplaats in Oudkerk, 1681-1966. Oudkerk, 1996.

F. Kwant, Natuerlik Tytsjerksteradiel: een wandeling door de mooiste gebieden van de gemeente. Bergum, 2011.

B. Lamberts et al., Smallingerland in beeld. Drachten, 2011.

H. Land, Van Harckma Op 't Eynde tot Harkema-Opeinde. Surhuisterveen, 2006.

H. Land, Surhuisterveen: een vlecke gevangen in de tijd: historie in woord en beeld. Surhuisterveen, 2008.

T. van der Meulen, Dorpen aan de grens: Augustinusga, Gerkesklooster-Stroobos en Surhuizum. Drachten, 2000.

J.A. Mol, Achtkarspelen-Zuid/Eestrum: een historisch-geografisch onderzoek voor de landinrichting. Leeuwarden, 1990.

R.L.P. Mulder-Radetzky, Staniastate te Oenkerk. Leeuwarden, 1988.

G.J. Oegema, Schetsen van een dorp: herinneringen, verhalen en grappige voorvallen uit het begin van deze eeuw over Kollumerzwaag, Zwagerveen, Zandbulten, Veenklooster, Zwagerbos en Zwaagwesteinde. Augustinusga, 1981.

J. Oostra, Drachtster namen: toponymie van Drachten. Drachten, 1997.

J. Post, De kolonisatie van de Friese Wouden: een verklaring van het ontstaan van de doorgaande verkavelingen. Leeuwarden, 2004.

L. Postma en J.F. Kloosterman, Oerboeren in de Friese Wouden. Buitenpost, 2010.

H. Renting et al., Bruggen bouwen: een integrale aanpak van landbouw, milieu, natuur en landschap in Eastermar’s Lânsdouwe. Wageningen, 1994.

K. van der Schuit en J. Geertsma-Hamstra, Gerkesklooster Stroobos: het dorp dat leeft. Gerkesklooster, 1992.

S. Slabbers, Boer en landschap in de Noardlike Fryske Wâlden. Den Haag, 2009.

J.J. Spahr van der Hoek en Y.N. Ypma, Tietjerksteradeel: bydrage ta de sosiale skiednis fan de Wâlden. Leeuwarden, 1978.

J.J. Spahr van der Hoek, Achtkarspelen: oars as oars?. Leeuwarden, 1992.

K.J. Steehouwer, Boeren in de Friese Wouden: de komst van de landbouw naar het gebied rond Bakkeveen -3400 v.C.. Abcoude, 2005.

K. Tulp, Smallingerland op de kaart: een historische cartografie. Drachten, 2010.

Vereniging Dorpsbelangen, Wegwijs in Hardegarijp. s.l., 1982 (4e druk).

L. van der Veen, Damwoude van 1900 tot nu: Akkerwoude, Murmerwoude en Dantumawoude in woord en beeld. Leeuwarden, 1984.

A. Veenstra, ... "En werden tot mensen opgericht"...: ontstaan en ontwikkeling van de heidedorpen in het zuiden van de gemeente Achtkarspelen (± 1800-± 1920). Surhuizem, 2009 (2e herziene druk).

R. Visser, De adel in de Trynwâlden. Giekerk, 1994 (herdruk 1975).

H. van der Vliet, Burgum: wâld- en wetterdoarp: op 'e nij besjoen en beskreaun. Bergum, 1993.

M. Vroom, Smûk: het landschap tussen Twizel en Eastermar: met fiets- en wandelroutes. s.l., 2005.

D. van der Wal, Achtkarspelen toen en nu: een kijk op honderd jaar Augustinusga, Boelenslaan, Buitenpost, Drogeham, Gerkesklooster, Harkema, Kootstertille, Stroobos, Surhuisterveen, Surhuizum, Twijzel en Twijzelerheide. Hulst, 1990.

F. Wester, Drachten verandert: 50 jaar vernieuwing in beeld. Leeuwarden, 2009.

K. Wielinga et al., Skiednis fan Feanwâlden, De Wâl en Kûkherne. Veenwouden, 2002.

B. Wolters, Broeksterwoude. Broeksterwoude, 2000.

A.Wijbenga-De Boer, Readtsjerk: doarp op it fuottenein. Molenend, 1997.

A. Wijbenga-De Boer, Mûnein: fan buorskip nei doarp. Molenend, 2007.

A.J. Wijnsma (eindred.), Buitenpost: halfweg tussen Us Mem en het Peerd van Ome Loeks. Buitenpost, 1995.

Organisaties en Links

www.smallingerland.nl

 www.dantumadeel.eu

 www.achtkarspelen.nl

 www.tietjerksteradeel.nl

 www.noardlikfryskewalden.nl

 www.smelneserfskip.nl (Historische Vereniging Drachten)

 www.aldwald.nl (Oudwoude)

 www.westergeest.net

 www.driesum.info

 www.wouterswoudeinfo.nl

 www.itkin.nl/damwoude

 www.itkin.nl/broeksterwoude

 www.rinsumageest.com

 www.oentsjerk.startpagina.nl

 www.trynwalden.nl (Oudkerk, Giekerk, Roodkerk, Molenend, Rijperkerk en Wijns)

 www.tytsjerk.nl

 www.munein.nl (website Trynwâlden/Mûnein)

 www.zwartewegsend.nl

 www.hurdegaryp.nl

 www.veenwouden.net

 www.veenwoudsterwal.nl

 www.noardburgum.nl

 www.112zwaagwesteinde.nl

 www.twijzelerheide.net

 www.kollumerzwaag.nl

 www.binnenbuitenpost.nl

 www.gerkesklooster-stroobos.nl

 www.stynsgea.nl(Augustinusga)

 www.surhuizum-online.nl

 www.surhuisterveen.com

 www.de-harkema.nl

 www.nijsfanelonae.nl (Boelenslaan)

 www.drogeham.com

 www.jistrum.nl

 www.eastermar.nl (Oostermeer)

 www.burgum.nl

 www.sumar.nl (Suameer)

 www.garyp.nl

 www.suwald.nl (Suawoude)

 www.siegerswoude.org

 www.oudega.info

 www.opeinde,net\

 www.dragten.nl (Drachten)

 www.rottevalle.com

 www.dorphoutigehage.nl

www.drachtstercompagnie.info