Foto's

 (Klik op een foto om te vergroten)
Eelke Hoekstra as koaiker yn 1992
twee molens
De grootste windmotor der wereld
Pionierszone van de kwelder
Kluten bij Zwarte Haan
achterkant van ansichtkaart Doniawei
Kerk Jannum
Gezicht op haven
Friese Wad
Landschap bij Holwerd
Photos provided by Panoramio. Photos are under the copyright of their owners.

Introductie

Auteur: Gerben de Vries 

Het Bildt is een kuststrook aan de Waddenzee. Het gebied maakte ooit deel uit van de Middelzee, een zeearm die tot diep in Friesland reikte. Begin 16e eeuw werd het gebied door Hollandse kolonisten bedijkt en de hedendaagse ‘Bilkers’ stammen voor een deel nog af van deze pioniers. Het is nu een overwegend akkerbouwgebied, maar in het zuiden bevinden zich aaneengesloten weidegebieden en bij Sint Jacobi- en Sint Annaparochie nog enige boom- en fruitteelt. Er zijn negen dorpen en buurtschappen. Nog steeds wordt hier een eigen dialect gesproken, met zowel Hollandse als Friese elementen. Ook het Noorderleeg in het noordoosten wordt tot dit deelgebied gerekend. Deze kwelders werden in de 18e eeuw deels ingepolderd, maar zijn voor een deel als zomerpolder intact gebleven.

Deelgebied Het Bildt grenst in het westen aan deelgebied Westergo, in het noorden aan de Waddenzee en in het oosten aan deelgebied Oostergo.

Kenmerken en Bijzonderheden

  • zeekleilandschap
  • dijkenlandschap
  • dijkdorpen
  • kop-hals-romp-boerderijen; Bildtse type (woonhuis haaks op bedrijfsgedeelte)
  • boomkwekerijen (Sint Jacobiparochie, Sint Annaparochie)
  • vaarten: Blikvaart/Zuidhoekstervaart, Westervaart, Oude Bildtdijkster Vaart, Nieuwe Bildtdijkster Vaart (allen oost-west); Holle Rij, Koude Vaart, Zuider Vaart, Noorder Vaart, Oude Rijd/Kadijkster Vaart (allen noord-zuid lopend)
  • dijken (Deltadijk en oudere dijken, nu slaperdijken)
  • windmolens (Kapershoek, Oude Bildtzijl)
  • natuur; Waddenzee (sinds 2009 Werelderfgoed); kwelders en slikken van natuurreservaat Het Noorderleeg (onderdeel van natuurgebied Noard-Fryslân Bûtendyks)
  • zuiveringsinstallatie (ten westen van Sint Annaparochie)
  • radarpost Noord van Koninklijke Luchtmacht (ten noorden van Wier, wel in Het Bildt)
  • beschermd dorpsgezicht: Oude Bildtzijl

Landschapsopbouw

In de jaren 1505-1506 werd de 14 km lange Oude Bildtdijk gelegd en de eerste polder gevormd. Hier verrezen op de Middelweg de dijkdorpen Sint Jacobiparochie, Sint Annaparochie en Vrouwenparochie. De oudste polder was 5000 ha groot. De waterhuishouding wordt geregeld door oost-west en noord-zuid lopende vaarten als (Kleine) Blikvaart/Zuidhoekstervaart. In het zuiden van de oude polder wordt voornamelijk veeteelt bedreven en het is derhalve een weidegebied. In 1600 werden de Nieuwe Bildtdijk en de Koedijk aangelegd (polder Nieuw Bildt) en in 1715 en 1754 de Poldijk en de Noorderleegdijk (Oude en Nieuwe Bildtpollen). Op de Nieuwe Bildtdijk ontstonden de kleinere dijkdorpen Westhoek, Nij Altoenae en Oude Bildtzijl. Op de Nieuwe Bildtdijk kwamen slechts twee kleine gehuchten tot ontwikkeling, Zwarte Haan en Nieuwe Bildtzijl. Langs de Oude Bildtdijk loopt de Oude Bildtdijktser Vaart en langs de Nieuwe Bildtdijk de Nieuw Bildtdijkster Vaart. Achter de meest recente zeedijken kwam geen bebouwing. Op het kweldergebied Noorderleeg werden voor en na de Tweede Wereldoorlog wel landaanwinningswerken uitgevoerd, maar het gebied werd uiteindelijk niet ingepolderd. Het is nu een natuurreservaat.

Deelgebied Het Bildt is een uiterst rationeel ingedeeld landbouwgebied. Vooral in de oude polders is er sprake van blokverkaveling met ruime kavels. Opmerkelijk wel is dat na de aanleg van het rechthoekige grid van wegen en waterlopen de percelering zelf niet erg rationeel is en lijkt op de omliggende Friese weidegebieden. Tussen Oude en Nieuwe Bildtdijk is er zelfs sprake van (vrij brede) strokenverkaveling. Ten zuiden van de drie parochiedorpen bestaat het landschap overwegend uit weideland, terwijl ten noorden van de drie nederzettingen vrijwel alleen akkerbouw wordt bedreven. Buiten de Waddenzee en de Noorderleeg zijn er in het gebied, dat van even boven N.A.P. tot 1.6 m + N.A.P. hoog is, geen natuurgebieden te vinden. Alleen bij hoofdplaats Sint Annaparochie en Sint Jacobiparochie zijn nieuwbouwwijken verrezen.

Indeling Deelgebied

Het Bildt behoort tot gemeenten Het Bildt en Ferwerderadeel (Noorderleeg). 

Deelgebied Het Bildt behoort tot het in 2004 gevormde Wetterskip Fryslân. Tussen 1997 en 2004 behoorde het tot waterschap De Waadkant en daarvoor tot waterschap Noardlik Westergoa. Deze werd in 1971 gevormd uit onder meer de Bilker polders Hogedijksterpolder, Polder het Zuiden, Polder Zuidhoek, Zuidoosterpolder, Polder Saxenoord, Polder Altoenae, Monnikebidtpolder, Oostpolder, Polder de Noordster, Polder Het Noorden, Polder de Koning en Polder Oude Bildtpollen. 

In het Streekplan Fryslan 2007 (‘Om de kwaliteit fan de Romte) behoort deelgebied De Bildt tot Noordwest-Fryslan.  

Woonkernen

Oude Bildtzijl, Nieuwe Bildtzijl, Nij Altoenae, Sint Annaparochie, Sint Jacobieparochie, Vrouwbuurstermolen, Vrouwenparochie, Westhoek, Zwarte Haan. 

Landschapsgeschiedenis

Geologie

Tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien (250.000-130.000 jaar geleden) werd geheel Friesland bedekt door dikke lagen ijs. Gletsjertongen schuurden voor het vanuit Scandinavië schuivende ijs brede, ondiepe dalen uit. Een daarvan was de Oer-Boorne, die naar de latere Waddenzee uitstroomde. Rond 8000 jaar v.Chr. begon het huidige geologische tijdperk, het Holoceen. Door de stijgende temperaturen smolten de ijskappen en de zeespiegel steeg. De zee zette in noordelijke en westelijke delen van Friesland kleipakketten af. Een groot deel van dit gebied werd kwelderland, een waddenzee met diepe geulen en zandplaten. De Boorne, die in deze periode nog wat meer westelijker lag, werd omzoomd door relatief hoog gelegen kwelderwallen.

Vroegste bewoning

Op de kwelderwallen van het latere Westergo en Oostergo kwamen de eerste bewoners uit de Friese-Drentse zandgebieden. Dit was aan het begin van de IJzertijd (600 v.Chr.). Nadat rond 300 v.Chr. de zeepsiegel weer begon te stijgen, hoogden de bewoners de kwelderwallen op met zoden en mest. Zo groeiden de eerste huisterpjes uit tot grotere terpen en later zelfs dorpen. In totaal zijn er in Oostergo en Westergo 1000 van zulke terpen of woonheuvels aangelegd. Gaandeweg gingen ook mensen zich steeds meer op de achter de kwelderwallen gelegen klei-op-veengebieden vestigen. Dit werd vooral gedaan met het oog op de exploitatie van het veen. Door het graven van sloten ontwaterde het veen, maar daalde de bodem eveneens. Vanaf de 3de eeuw n.Chr. zorgde dat voor problemen, omdat het zeewater nu veel gebieden overstroomde. Een oostelijke arm van de Oer-Boorne mondde nu uit bij de huidige Boschplaat van Terschelling. Sinds de 8ste eeuw heette deze de Bordine (Boorne) en later werd de zeearm bekend als de Middelzee. Deze reikte tot bij de latere nederzetting Sneek. Nederzettingen als Stiens en Leeuwarden in Oostergo en Berlikum en Beetgum lagen aan de oevers van de Middelzee.

In Westergo werden tussen Harlingen en Bolsward in de 10e eeuw de eerste dijken gelegd rondom bewoonde gebieden en zo ontstonden moeder- of ringpolders. In de 11e en 12e eeuw werden vervolgens dijken rond geheel Westergo en Oostergo opgeworpen, dus ook langs de Middelzee. Door de uitbreiding van de Waddenzee en de Zuiderzee verminderde de toevoer van zeewater naar de Middelzee. Tussen 1200 en 1300 slibde de Middelzee van Bolsward tot voorbij Leeuwarden daarom dicht. Vervolgens kon de zeeboezem stukje bij beetje worden ingepolderd. Rond 1300 was de Skrédyk tussen Beetgum en Britsum het slotstuk van deze ontwikkeling. Zo werden ten zuiden van deze dijk de Nieuwlanden gevormd en waren Westergo en Oostergo voortaan met elkaar verbonden.

Kolonisten en boeren: de Nieuwe tijd (1500-1800)

De graaf van Holland, Albrecht van Beieren, veroverde Friesland in 1398. Hij schonk het ‘uytlant gheheten Bil’ aan een van zijn aanhangers. Enkele jaren later werd de graaf weer verdreven en waren het vooral de kerken en kloosters van omliggende dorpen die rechten hadden op deze kwelders buiten de Skrédyk. In 1498 werd Albrecht van Saksen landheer van Friesland en tevens eigenaar van het kweldergebied het Grote Bildt en het Kleine Bildt. Zijn zoon Georg van Saksen kwam al spoedig in contact met enkele ondernemende Zuid-Hollandse heren om het Grote Bildt in te dijken. In 1505 begonnen 800 voornamelijk Zuid-Hollandse dijkwerkers aan de 14 km lange dijk, die een jaar later voltooid werd. De sluis werd gelegd op de plek waar de Oude Rijt de dijk kruiste, waar nu Oude Bildtzijl ligt. In totaal werd bijna 5200 ha ingepolderd. 

In Oud-Bildt werden drie dijkdorpen gesticht, Wijngaarden, Altoenae en Kijfhoek, naar Zuid-Hollandse dorpen. Naar de patroonheiligen van de kerken van deze dorpen werden ze al snel herdoopt in Sint Jacobiparochie, Sint Anna Parochie en Vrouwenparochie. De eerste twee waren kruisdorpen, op een kruisweg van wegen. In 1514 werd het Bildt verkocht aan keizer Karel V. In het begin van de Tachtigjarige Oorlog, in 1579, werd het Bildt de negende grietenij van Westergo en de 30ste grietenij van Friesland. Het was toen al een welvarend akkerbouwgebied en ontwikkelde zich tot de graanschuur van Friesland.

In 1599 namen de Staten van Friesland het initiatief samen met de Bilkerts ook de rest van de kwelderlanden in te dijken. Ook de kwelder tussen de Rijd en Vijfhuizen zou door een dijk worden ingepolderd. Zo werd in 1600 de Nieuwe Bildtdijk en in het oosten de Koedijk aangelegd, respectievelijk 13,4 km en 1875 m lang. De laatste polder kreeg de naam Nieuw-Monnikebildt en behoorde bij de grietenij Ferwederadeel. In totaal kwam er 1863 ha akkerland bij. Ook werd er een nieuwe sluis gelegd, de Nieuwe Bildtzijl. In 1715 werden tenslotte de Westelijke of Oude Bildtpollen ingedijkt en in 1754 de Oostelijke of Nieuwe Bildtpollen, samen ruim 500 ha. Ten oosten van de laatste polder lagen de kwelderaanwassen van Ferwerderadeel, het Noorderleeg. Een deel hiervan werd eveneens in 1754 als de Noorderleegpolder ingedijkt.

Moderne tijd: 1800-1950

Op de vette kleigrond van de Bildtpolders werd in de 17e en 18e eeuw graan verbouwd. De rijke boeren hadden veel landarbeiders nodig en de bevolking steeg tot 6300 in 1840. De agrariërs woonden in typisch Bildtse boerderijen. Dat zijn kop-hals-rompboerderijen, waarbij het bedrijfsgedeelte (schuur) haaks op het woongedeelte staat. Hierdoor hebben zij een karakteristieke L-vorm. De boeren van deze kapitale boerderijen raakten sociaal steeds meer vervreemd van hun arbeiders, tot in de religieuze beleving toe. Zij waren liberaal-vrijzinnig, waar de landarbeiders vaak orthodox-protestant waren. Doordat vacatures van predikanten lange tijd niet ingevuld werden, ontstond in het Bildt al vroeg een grote mate van onkerkelijkheid (in 1899 al 26%). Ook werd hierdoor een voedingsbodem voor het socialisme gecreëerd. 

Het Bildt was een van die gemeenten in Friesland die zwaar door de landbouwcrisis (1878-1895) werden getroffen. Het was allereerst een crisis in de graanteelt, want Nederland kreeg nu in toenemende mate te maken met de concurrentie van goedkoop graan uit de Verenigde Staten en Rusland. Ook de traditionele afzet van boter naar Groot-Brittannië stagneerde. Duizenden Bilkerts waren genoodzaakt elders een bestaan op te bouwen, van de grote steden in Nederland tot emigratie naar Amerika. Het aantal inwoners daalde dan ook sterk. De boeren van het Bildt zochten een ander teeltplan en vooral de (poot-)aardappelen (Bildtstar!) verwierven een steeds groter aandeel, ten nadele van tarwe en vlas. Alleen de fruitteelt, vooral in Sint Annaparochie en Vrouwenparochie, kon zich tot in de 20ste eeuw handhaven en leverde aan de markten van Franeker, Leeuwarden en Harlingen. 

Actuele vraagstukken

Fruitteelt in het Bildt

Het Bildt is van oudsher de belangrijkste akkerbouwstreek van Friesland. Toch werd hier ook al sinds de 17e eeuw fruit geteeld op de vruchtbare kleigronden. Op kleinschalige wijze werd door gardeniers (groente en- of fruitkwekers) appels, peren en bessen gekweekt. In de 18e eeuw werd bij Sint Annaparochie en Vrouwenparochie grotere kwekerijen gevestigd. Om de boomgaarden tegen de zeewind te beschermen werden windsingels van bomen aangelegd. Ook werd de grond intensiever benut, door onderteelt met kleinfruit zoals bessen. Bekend werd een eigen ras, de Sint Anna’s Korfke Bes. Tweehonderd jaar lang was Sint Annaparochie de fruitplaats van Friesland. Het meeste fruit ging naar de veilingen van Leeuwarden, Harlingen en Berlikum. Er kwam een vruchtenjamfabriek. Tot na de Tweede Wereldoorlog waren in de plaats ook een fruitvakschool en een proeftuin van de Stichting Proeftuinbedrijf voor de Kleibouwstreek aanwezig. Toen was de fruitteelt al in verval geraakt. Voor 1940 waren nog slechts enkele kwekers actief en anno 2012 zelfs nog maar één. Vooral ten oosten van Sint Annaparochie werden de boomgaarden gerooid, al is er nog wel een aantal windsingels behouden. Ook ten behoeve van een nieuwbouwwijk (de smotsbuurt, van appelmoes) en een sportcomplex verdwenen boomgaarden.  

Opmerkelijk genoeg kende Sint Jacobiparochie een omgekeerde ontwikkeling. Hier werd voor 1940 fruit vooral voor eigen behoefte gekweekt. Nu kwamen in het dorp enkele fruitbedrijven, die door middel van een proefboerderij geschikte fruitrassen testten. Ook hier keerde het tij. In 1995 waren er nog drie bedrijven over in Sint Jacobiparochie. Heden ten dage zijn er in Het Bildt maar twee overgebleven, een in Sint Jacobiparochie en een in Sint Annaparochie. De boomgaarden en windsingels maakten plaats voor akkerbouw.  

Ruilverkaveling

De verkaveling van de betrekkelijk jonge polders van Het Bildt verschilde onderling nogal sterk. De oudste gronden – tussen de Grauwe Dijk en de Hooge Dijk van Oostergo en de oudste dijk van Het Bildt van 1505-1506 – waren onregelmatig verkaveld. Het weerspiegelde de percelering van de omringende Friese weidegebieden. Wel waren de gronden hier opvallend scherp verdeeld door de loodrechte noord-zuid verbindingen, vooral in het oosten van Het Bildt. Tussen de dijk van 1505-1506 (nu de Middelweg) en die van 1600 (nu de Oude Bildtdijk) kregen de kavels een veel regelmatiger blokvorm. Dat gold ook voor de volgende polders, begrensd door de Nieuwe Bildtdijk en de waddendijk. Het waren noord-zuid gerichte kavels, met een lichte afwijking in noordwestelijke richting. 

In 1965 werd een aanvraag voor een ruilverkaveling voor ruim 6300 ha in de gemeente Het Bildt ingediend ter grootte van 7300 ha. Als hoofdmotief werd aangevoerd het versnipperde grondgebruik, de matige kavelvorm en de geringe oppervlakte van de percelen. Dat was vooral voor de bedrijfsvoering van de akkerbouw nadelig. Bovendien waren de landbouwwegen niet bestand tegen de zware transporten van aanvoer- en afvoerproducten. Het College van Gedeputeerde Staten keurde in 1970 deze aanvraag goed. Drie jaar later werden nog eens 500 ha gronden in de gemeenten Leeuwarderadeeel en Ferwerderadeel bij de ruilverkaveling ‘Het Bildt’ gevoegd. In 1975 werd deze bij meerderheid van stemmen door de agrariërs goedgekeurd. 

Het was een betrekkelijk eenvoudige ruilverkaveling, in die zin dat de identiteit van het gebied bewaard en zo nodig versterkt moest worden. Dat betekende dat de openheid, vlakheid en grootschaligheid alsmede het strakke patroon van wegen bewaard dienden te blijven. In de praktijk werd dus vooral gewerkt aan de vergroting van de kavels en een betere afwatering. Het was daarmee een typische agrarische ruilverkaveling, waarbij geen nieuwe natuurgebieden werden gecreëerd. In 1991 kon de ruilverkaveling officieel worden afgesloten. Overal werden de kavels belangrijk vergroot. Vooral ten noorden van Sint Jacobiparochie en ten westen van Oude en Nieuwe Bildtzijl werden zo zeer grote, lange kavels gevormd. Het aantal bedrijven daalde van 140 naar 115. In totaal spendeerden overheden en particulieren 65 miljoen gulden aan de ruilverkaveling. Het Bildt kreeg ook goede recreatieve voorzieningen, terwijl ook 16 ha bos was aangelegd. Dat was overigens veel minder dan de geplande 40 ha. Door de schaalvergroting zou het rendement van de agrarische bedrijven worden vergroot. Het aantal bedrijven daalde sindsdien wel drastisch, want momenteel zijn er nog maar enkele tientallen boerenbedrijven in Het Bildt. 

Thema's

Keeg en Leeg: Noard-Fryslân Bûtendyks

In 1754 werden de Oostelijke Bildtpollen en de Noorderleegpolder ingedijkt. De buitendijkse landen bestonden uit kegen en legen. Een keeg was een door middel van een sloot afgeschutte en zo beweidbare kwelder, terwijl een leeg onafgeschut kwelderland was. Op deze aanslibbingen werden vanouds schapen geweid door de ‘polhoeder’, die tevens toezicht op de zeedijk had. Dit gebied werd het Noorderleegs Buitenveld genoemd. Eind 19e eeuw werden de eerste pogingen gedaan om deze kwelders in te polderen. De in 1890 opgerichte N.V. Het Noorderleegs Buitenveld begon aan buitendijkse landaanwinning en wilde deze door een zomerpolder beveiligen. Dit gebeurde in het kader van de door de overheid gewenste inpoldering van het gehele Waddengebied. Daartoe werd als eerste inzet in 1871 een dam van het Friese vasteland bij Holwerd naar Ameland gelegd. Na de stormen van 1882 werd deze dam niet meer gerepareerd. De indijkingsplannen van het Noorderleegs Binnenveld stierven een papieren dood. Wel werd in 1909 een zomerkade gelegd. 

In de jaren dertig van de 20ste eeuw werden door de overheid langs de Noord-Friese kust landaanwinningswerken uitgevoerd als werkverschaffing aan werklozen uit de gemeenten Het Bildt en Ferwerd. De uiteindelijke bedoeling was om hier nieuwe polders te creëren. Tezelfdertijd poogde de in 1930 opgerichte provinciale verenging voor natuurbescherming It Fryske Gea van Noorderleegs Buitenveld een beschermd vogelreservaat te maken. In 1949 werd het 600 ha grote gebied tot weidevogelreservaat verklaard. Mede door de impact die de stormramp in Zeeland in 1953 had, werden in de jaren zestig nieuwe plannen gemaakt voor dammen naar Ameland. Ook de inpoldering van grote stukken Waddenzee stond weer op het programma. Het ecologische belang van de Waddenzee werd evenwel nu onderkend en de in 1965 opgerichte Waddenverenigingkreeg steeds meer invloed. In 1970 werd door de overheid de Waddenzeecommissie ingesteld om de plannen nog eens tegen het licht te houden.

In 1974 rapporteerde deze commissie dat de dammen- en inpolderingsplannen uit milieuoogpunt ongewenst waren. In datzelfde jaar werden door Provinciale Waterstaat van Friesland vijf mogelijke dijktracés gepresenteerd. Al snel ging de strijd tussen plan A, ophoging van de bestaande zeedijk, en plan D, de inpoldering van ongeveer 3800 ha tussen Zwarte Haan en de veerdam bij Holwerd. In 1976 koos het provinciebestuur voor het landbouwbelang en dus inpoldering. De aangevraagde concessie werd echter in 1979 afgewezen, omdat voor de rijksoverheid de nationale belangen van natuurbehoud zwaarder wogen. Onder druk van de landbouworganisaties vroeg de provincie toen een concessie voor indijking van 1460 ha van het Noorderleegs Buitenveld en de Keegen boven Ferwerd aan. Comités pro en contra inpoldering voerden acties en de emoties liepen hoog op. Na enkele beroepsprocedures waren in 1988 de inpolderingsplannen definitief van de baan. Vervolgens werden de dijken op Deltahoogte gebracht.

It Fryske Gea toonde vervolgens belangstelling voor het kwelder- en slikkengebied. Het ging aanvankelijk in totaal om 1900 ha in de gemeenten Het Bildt en Ferwerderadeel, met de bedoeling deze om te vormen tot natuurgebied. Mede door steun van de Europese Unie aan het natuurontwikkelingsproject Noord-Friesland Buitendijks kon het gebied in 1996 worden aangekocht. Meteen begon It Fryske Gea met het ontpolderen en verkwelderen van de 1100 ha zomerpolder en daardoor ontstond het grootste aaneengesloten kweldergebied van Europa. De vereniging heeft nu bijna 4000 ha van het buitendijkse gebied Noard-Fryslan Butendyks (zoals het nu officieel heet) in bezit, waarvan Noorderleegs Buitenveld met 975 ha het grootste deelgebied is. It Fryske Gea streeft naar een beweidbare kwelder waarin zich natuurlijke processen kunnen voltrekken. Om verruiging tegen te gaan vindt zomers beweiding plaats van paarden, runderen en schapen. In november 2006 was het Noorderleegs Buitenveld wereldnieuws omdat bijna 200 paarden met veulens werden bedreigd door het stijgende water en er enkele slachtoffers vielen. 

Literatuur

H.S. en S.H. Buwalda, St. Jabik en Ouwe- Dyk in beeld (Sint Annaparochie 1984).
 
S.H. Buwalda, St.-Anne, Nij Altoenae, Swarte Haan en Nye-Dyk in beeld (Sint Annaparochie 1985).
 
A. Cuperus et al, Symbolen van een eigenzinnig volk (Leeuwarden 1993).
 
A. Cuperus, Raizen deur de Bildtse geskidenis (Sint Annaparochie 1998).
 
M.F. Fermo, Het Bildt (Monument Inventarisatie Projekt) (Leeuwarden 1990). 
 
L. Ferwerda, Over ’t Bildt, langs kunst, cultuur en historie (Sint Annaparochie 2005). 
 
L. Ferwerda, Een Uytland gheheten Bil: de geskidenis fan de gemeente ’t Bildt (Sint Annaparochie 2005). 
 
G.M. de Jong, ’t Bildt 500: belevenissen fan ‘n 500-jarige (Sint Annaparochie 2006). 
 
O. Reyers, ’t Bildt, fietsen door de drooggelegde Middelzee (Amersfoort 2000). 
 
H. Sannes, Geschiedenis van Het Bildt (Franeker 1951-1957). 
 
M. Schroor, van Middelzee tot Bildt: landaanwinning in Fryslân in de Middeleeuwen en de vroegmoderne tijd (Abcoude 2000).
 
M. Schroor, Van Keeg en Leeg: geschiedenis van het Noorderleegs Buitenveld (Olterterp 2009).